Groente

'Wat zullen we 's eten? Waar heb jij zin in?'
'Wat is er allemaal nog aan groente?'
Dit is doorgaans een zeer normale start van een uiterst gewone dialoog in ons huishouden. Meestal stel ik de vraag omdat ik doorgaans kook. Men herinnert zich misschien de huisregel: Wie het eerste thuis is, die kookt. Misschien herinnert men zich die huisregel ook niet. In dat geval zal ik de huisregel in herinnering brengen. De huisregel luidt: Wie het eerste thuis is, die kookt. Op vier van de vijf werkdagen ben ik als eerste thuis. En als ik als eerste thuis ben, is er niemand om de openingsvraag 'Wat zullen we 's eten? Waar heb jij zin in?' aan te stellen, dus bepaal ík wat we eten. Dat de gezinsleden niet zo happig zijn op mijn eeuwige raapstelenstamppot, aardperenpuree, warmoessalade, gevulde kievitsbonen of tajine van schorseneer, kan me niet zo heel veel schelen. Dan hadden ze maar eerder thuis moeten zijn dan ik. Dit keer was iedereen op dezelfde tijd thuis, want het was weekend en niemand was de deur uit geweest. Dus had ik alle gelegenheid om de uiterst gewone dialoog te starten. Dat had ik dan ook gedaan.

'Groente!?' riep ik uit.
'Ja, is dat zo vreemd?' reageerde de huisgenoot geschrokken.
Ik rukte de koelkast open en greep de eerste de beste paprika die ik tegenkwam. Die smeet ik naar het hoofd van de huisgenoot. 'DIT!' brulde ik. (Volgens mij is paprika niet echt groente, maar eerder vruchtgroente. Google er eens op, zou ik zeggen. (Suggestie: wikipedia (Bedenk en doe zelf ook eens iets. (Excuses voor al deze haakjes.)))) 'Is dit ook vreemd?'
De huisgenoot had nooit op voetbal gezeten. Tenminste, ze wist de paprika niet behoorlijk terug te koppen. Het rode exemplaar bleek tamelijk rijp en spatte lichtjes uiteen op haar voorhoofd. De ontvanger was danig ontdaan. Ze schudde met haar hoofd en knipperde met haar ogen.
'Maar…,' wilde ze beginnen. Ze kreeg geen tijd om haar zin af te maken. Of beter: ik gaf haar geen tijd om haar zin af te maken.

'FLATS!' Met een driftig gebaar petste ik de preibladeren op haar wangen. Dit was een leuke beweging. Grote armzwaaien zorgden voor een ritmisch effect in haar gezicht: 'Flats-flats-flats!'
De huisgenoot kneep haar ogen dicht. Dat vond ik vrij onbeleefd en mocht niet onbestraft blijven. Ik griste twee komkommers van het aanrecht en ging haar te lijf. Met beide handen duwde ik de komkommers in haar ogen. Heel ver doordrukken hoefde ik niet. Er knapte iets hoorbaar. Uit haar mond klonk een ijselijke gil. Was dit nu blinde paniek? Haar kreet deed me pijn aan mijn oren. Ophouden, moest ze. De koolrabi die ik voorhanden had, paste maar net in haar wijd opengesperde mond. Even doorduwen. De huisgenoot draaide op haar benen. Ik pakte de grote knolselderij en met een machtige zwaai smeet die als een bowlingbal tegen haar linkerbeen. Hierdoor verloor ze haar evenwicht. Ze wankelde en zakte door de knieën. Goed zo, dacht ik. Verneder je maar. Weet wie je meerdere is. Ondertussen lag ze al op haar rug. Strike!

Veel moeite om het karwei af te maken had ik niet. Die fikse winterwortel lag goed in de hand. Ik hurkte en met beide handen dreef ik de oranje stengelgroente door haar hart. Bloed was nu overal. Dat werd de keukenvloer dweilen, straks. Wacht, de huisgenoot wilde iets zeggen. Tenminste, er klonk iets van geluid uit haar mond.
Ik knielde bij haar neer en legde mijn oor bijna tegen haar gezicht, zodat ik haar goed kon verstaan. Er gulpte bloed uit haar mondhoek. De angst spatte van haar gelaat. 'Waarom?' klonk het hortend, stotend en gorgelend. 'Waarom doe je dit toch?'
Ik richtte me weer op en bekeek haar van een afstand. 'Je vroeg er zelf toch om?' brieste ik kokhalzend, terwijl het schokken van haar lijf langzaam stokte. 'Jij wilde met alle geweld groente.'

-
Apeldoorn, juni 2015