Dodelijk verleden 38

‘Je hebt gelijk’, ging Dick verder. ‘Ik had je niet moeten bedreigen. Je bent een heel bijzondere vrouw. Ik ben er niet eerder zo een tegengekomen’, ging hij verontschuldigend verder.
‘Ik heb liever dat je mij meldt waar je nu precies bang voor bent. Stel je voor dat wij hard van hun af waren blijven varen. En wat ik al eerder zei: geen overheidschip zou zich niet melden al is het maar om ons te sommeren te stoppen en de motoren uit te gooien.’
‘Ze heeft gelijk, Dick’, zei Victor. ‘Ze heeft precies het juiste gedaan.’

Ik ging naar bed voor een paar uur slaap. De vrouwen in de gangen van het schip die diensten wisselden keken anders naar mij. Angstiger, ik begreep het wel. Ik was te moe om erover na te denken. Het was inmiddels vroeg in de ochtend, ik zag dat Karl mij volgde. Ik voelde een rare bui opkomen toen ik Karl zag lopen. Hij moet nu niet het juiste zeggen tegen mij, ik zou hem pakken. Hij haalde mij in.
‘Wat ben jij een ongelofelijke vrouw.’
‘Dat dus, dat had je niet moeten zeggen. Nu wil ik met je naar bed. Nu Karl.’ Hij pakte mij om mijn middel, we zoenden heftig op de gang en liepen struikelend naar mijn kamer. We landden op mijn bed en hadden ons al ontdaan van onze kleding….. Ik had een hemelse ochtend. Zijn zachtheid had ik nog niet eerder meegemaakt. Dit had ik nodig, meer dan nodig.

Het was al tegen de middag toen wij wakker werden. Karl lag tegen mij aan en ineens besefte ik hoelang dit geleden was en hoe ik het nog steeds miste.
De deur vloog open. Een woeste Carlos stond aan het voeteneinde van ons bed.
‘Wat is dit!’ riep Karl hij kreeg direct de loop van een wapen tegen zijn hoofd van een van de professionele en afgetrainde waakhonden van Carlos. Er stonden er vier. Karl had geen kans en ik voelde geen angst meer. Ik vloog mijn bed uit maar een harde klap tegen mijn hoofd deed mij er nog sneller weer in belanden.
‘Och shit, wat zou ik toch eens graag die brute kracht van een man willen hebben. Kun je ook gelijk vertellen wat er aan de hand is?’
‘Wat denk je, verdomme! Dat schip, waarom voeren jullie niet gewoon door? Gewoon, niet harder varen, maar er ook niet op af. Waarom in godsnaam?’
‘Ik heb de beslissing genomen erop af te varen. Overheidsschepen.’ Hij onderbrak mij.
‘Je zoekt de confrontatie alleen op wanneer je echt aangevallen wordt. In de tussentijd doe je net alsof de volger niet bestaat. Het gaat hier om honderd miljoen dollar per maand. Je krijgt nog een kans, als je deze verpest, wordt je geëlimineerd. Ook al heb ik veel aan je op andere terreinen, dit was echt een hele stomme zet, Martha. Die man waar je zo vriendelijk tegen zwaaide was van een concurrerende familie. Jij krijgt van mij het voordeel van de twijfel omdat je psychologie misschien wel zou kunnen kloppen, maar dat je actie onbesuisd was en blijft omdat je van alles op die boot had kunnen aantreffen behalve overheid blijft overeind. Snap je?’ Ik was al lang blij dat hij niet meer zo agressief was.
‘Ik snap het’, zei ik rustig. Voor het eerst kreeg ik het gevoel dat hij wel van mij af zou willen maar dit om een of andere dubieuze reden niet kon doen.

‘Voortaan nemen Dick en Victor dit soort beslissingen. Dit schip moeten we nu opgeven. Het zal een kwestie van tijd zijn voordat de concurrentie dit schip entert. We hebben trouwens erg veel moeite die Duitse familie van ons af te houden. We hebben de halve wereld moeten omkopen, dit wordt te duur. Dat enteren van schepen. Jullie gaan morgen naar mijn eigen schip. Een boot van honderdvijftig meter.’ 
Ik keek naar Dick die er ook bijgekomen was. We liepen met zijn allen naar de brug van het schip. Alle personen die van enige betekenis waren, moesten erbij zijn: Giuseppe, Victor, Karl en Dick. Ik wist inmiddels dat Dick Carlos ingelicht moest hebben.

‘Dit schip moesten we pas over een week opgeven. Dat moet nu morgen. Dit schip zal daarna in zeer diep water vergaan. Morgennacht zal mijn schip langszij komen. Er zullen zo’n kleine honderd man de verhuizing begeleiden. Het zal duidelijk zijn dat we hierna alles supergeheim aanpakken. Met mijn schip zullen we heel wat langer moeten doen dan met de schepen die wij tot nu toe geënterd hebben. Victor en Dick interpreteren de radar. Karl wordt je back-up, Martha.’
‘Ze heet hier Mc Craw, Carlos’, zei Karl.
‘Ik weet hoe ze hier heet, bijdehand’, zei Carlos geïrriteerd. ‘Ik noem iedereen hier hoe ik wil. Mc Craw, jij neemt de volledige zorg voor de roosters en de gezondheid van de vrouwen. En toch wil ik dat jij eindverantwoordelijk draagt hier.’
‘Hoe kan ik eindverantwoordelijk zijn als ik geen volledig mandaat heb?’
‘Ik geef je bij deze het mandaat. Victor en Dick nemen een beslissing met betrekking tot koers, jij kan het blokkeren.’ Carlos keek Dick en Victor aan. ‘Mee eens mannen?’ Ze knikten dat het oké was. ‘Ik wil vermijden dat je je beslissingen ondoordacht neemt, Mc Craw.’ 
Hij pakte met een hand mijn onderkaak en kin en wilde zo laten zien dat hij de absolute macht had. Het leek Jochem wel.
‘Maak er geen puinhoop van, Mc Craw. Dit keer is het mijn eigen dure speeltje’, zei Carlos en verdween net zo snel als hij gekomen was.

‘Dick, loop je even mee?’ zei ik terwijl ik weer naar mijn slaapvertrek liep. ‘De afgelopen vierentwintig uur heb je mij een keer met de dood bedreigd, heb je mij verraden. je bent nog erger dan Judas die Jezus alleen verraadde. Hoe zie je mij werkelijk?’
‘Kijk, Mc Craw’, begon hij terwijl ik hem onderbrak.
‘En op dit moment, nu we met zijn tweeën zijn, heb ik liever dat je mij bij mijn doopnaam noemt.’ Het was een kleine tien seconden stil terwijl hij mij aankeek met zijn doffe blauwe ogen.
‘Martha, ik heb geen flauw idee waarom zij juist jou deze positie op dit schip hebben gegeven, ik heb wel een vermoeden. Maar ik zal alles doen om de productie te beschermen en daarmee houdt het eigenlijk op. En begrijp mij goed: ik had het absoluut niet willen worden, ik heb mijn handen al meer dan vol. Wij hebben wel een vermoeden.’
‘Wij?’ zei ik.
‘Victor en ik. Wat ik je nu ga zeggen, kun beter voor jezelf houden. Mocht je besluiten dit niet te doen en Carlos er op een of ander moment mee willen confronteren, dan worden wij alle drie waarschijnlijk met een vingerknip vervangen’, zei hij terwijl ik een angst in zijn gezicht waarnam en hij leek te verlammen en stopte met praten. Het was een seconde of dertig stil.
‘Ja wat?’ vroeg ik. Hij was op een van de twee luxe stoelen gaan zitten. Ik werd woest, weer dat dreigen. Ik pakte hem met twee handen aan de revers van zijn colbert en trok hem uit de stoel. Hij liet het begaan, natuurlijk was hij veel sterker dan ik. ‘Wat nu verdomme, Dick, ik was zowat dood geweest!’
‘Wij allemaal Martha! Carlos heeft voor veel minder gemoord. Het kan maar een ding betekenen!’ En weer zag ik die rare doffe ogen, alsof het er direct inkwam en weer verlamde hij van angst. Hij rukte zich van mij los, keek mij aan. ‘Je zou het niet moeten willen weten’, mompelde hij en liep mijn vertrek uit. Ik bleef verbijsterd achter. Wat veroorzaakte die doffe glans in zijn ogen? Wat maakte hem zo angstig? Wat of wie beschermde hij?