Dodelijk verleden 27

‘Jezus, hoe is het mogelijk man. Ik heb je testen zelf gezien, hoe kan dit?’ vroeg ik terwijl ik met beide handen zijn gezicht vast had. Mijn tranen van geluk maakten zijn beeld wazig. Ik knipperde en zag zijn gezicht nu weer scherp terwijl de tranen over mijn wangen rolden.
‘Het is een lang verhaal’, zei hij rustig. Ik liet mij op mijn knieën zakken en trok hem mee.
‘Waarom ben je in godsnaam teruggekomen?’
‘Ik wist niet dat jij hier was, wij vermoedden het alleen maar.’
‘Wij?’ vroeg ik met een opperste verontwaardiging in mijn stem. Karl keek om zich heen. Hij ging met zijn mond naar mijn oor.
‘Worden we afgeluisterd hier? Zijn er ergens camera’s?’ fluisterde hij. Ik bracht mijn mond naar zijn oor.

‘Hoe moet ik dat weten? Ik ben hier nog geen dag, schat. Ga er maar vanuit dat hier nog niets is geïnstalleerd. Maar vertel, hoe ben je daar ontsnapt?’
‘Ontsnappen was niet zo moeilijk. Ik ben niet wie jij denkt dat ik ben: een soldaat van Jochem. Dat ben ik nooit geweest. Maar voordat ik verderga, ik heb de hele tijd kotsneigingen van de urine die ik om mij heen ruik. Laat mij eerst even douchen.’ Ik trok zijn legerblouse uit, die stonk verschrikkelijk. Ik zag de grote bloeduitstortingen. Hij had moeite met bewegen en deed zijn broekriem los, trok zijn broek en onderbroek uit. Ik liet hem naakt staan en maakte de douche klaar, die aan de operatiekamer grensde via een deur. Ik vond het een vreemde combinatie, operatiekamer en douche. Ik weet niet waarom, het voelde zo. Ik deed mijn eigen kleding uit en begeleidde Karl naar de douche. We douchten samen, als een echtpaar, zo leek het. Ik vond er niets vreemds aan, ik kende hem lichamelijk meer dan gewoon goed. Ik had hem ook wel eens gehecht bij zijn anus, het schoot mij allemaal weer te binnen. Deze jongeman, ik had zijn moeder kunnen zijn, had geleden voor tweemaal zijn leeftijd. Deze man had zoveel voor mij betekend. Zoals Willem ook. Deze mannen waren bereid hun leven te geven voor mij. Ik koesterde ze, zeker in de situatie waarin ik mij nog steeds bevond. Mijn helden. Ik waste Karl uitvoerig en merkte aan hem dat mijn lichaam hem helemaal niets deed, had het ook niet anders verwacht. Ik waste zijn rug, zijn enorme lijf van boven de een meter negentig en zag zijn vele littekens nadat ik zijn gespierde armen een voor een omhoog duwde. Zijn ribben aan de zijkanten van zijn lichaam zaten vol blauwe plekken. Ook zijn benen zaten onder. De manschappen van Alfredo hadden hem al flink onderhanden genomen. En dan te bedenken dat als hij zich echt zou verweren, hij deze mannen gemakkelijk zou kunnen doden. De wasdoek om mijn hand gleed voorzichtig door zijn billen, hij vloog vooruit van de pijn.

‘Wat Karl?’ vroeg ik. ‘Alweer?’
‘Laat maar, Martha’, zei hij. Ik wist nu dat ze hem verkracht hadden. Het maakte mij woedend, kreeg nu moordgevoelens. Ik gaf om deze man, meer dan een vriend. Ik droogde hem af en bracht hem naar de kamer waar de waarschijnlijke eigenaar van dit schip overleden was. Het lijk was opgeruimd en vreemd genoeg waren de lakens verschoond, iets waar ik mij druk om maakte toen ik naar de kamer liep vanaf de operatiekamer. Karl had alleen een soort lange doktersjas aan, hij kon zijn eigen kleding niet meer aan. Ik legde hem in bed, hij zoende mij op mijn wang en bedankte me. Hij sliep meer dan twaalf uur. Ik sliep een uur of acht naast hem, had hem niet meer gevraagd hoe hij ontsnapt was en wie hij nu eigenlijk was. Ik ging ervan uit dat we nog tijd genoeg zouden krijgen. Ik wist al dat hij gerekruteerd was door de geheime dienst, maar dat wist Karl nog niet. Hij zou kunnen denken dat ik al die tijd gedacht zou hebben dat hij dood was. Hij werd langzaam wakker, ik haalde zijn ontbijt, ook al was het twaalf uur in de middag.

‘Karl?’ vroeg ik.
‘Martha?’ zei hij terwijl hij zijn mond volstopte als een uitgehongerde.
‘Ik weet dat je in de bunker undercover was. Van Schie en Harm hebben mij dat verteld. Ik weet dat ik niet alleen verantwoordelijk was voor de doden daar en dat het een groot geregisseerd plan van de geheime dienst was. Ik weet alleen niet hoe het komt dat je nog in leven bent, ik heb ‘de waarden’ van het laboratorium zelf gezien.’
‘Doorgestoken kaart, Martha, doorgestoken kaart. We konden niet anders. Ik kon daar nog niet weg en de bedoeling was dat je mij zou vergeten.’
‘Maar dan al die ziektes aanwenden? Ik vind het nogal wat, Karl. Had het gewoon tegen mij gezegd.’
‘Dat is onmogelijk, Martha. Mochten ze me weer gevangen nemen, dan was het een een-twee-drietje voor die gasten uit jou te toveren wat zij nodig hadden, om te weten te komen wie jou geholpen had. En dan de hele organisatie in gevaar brengen? Ik denk het niet, lieverd.’ Er zat wat ik wat hij vertelde.
‘Maar wat ik dan absoluut niet begrijp: waarom je nu weer hier bent.’
‘Dat is makkelijk. het lijk van Mark, de broer van Van Schie is aangespoeld aan een of andere Italiaanse kust. Het enige schip dat in de buurt was, was het grote schip van de sjeik. Satelliet, Martha. Ze weten nu wie, hoe en wat. Hier op dit schip weten ze dat nog niet. Dus het is verschrikkelijk belangrijk dat je het spel gaat meespelen.’ 
Ik stond versteld en op een of andere manier voelde het goed, goed dat ik mijn langste tijd op deze horrorschepen gehad had. 
‘Maar we zijn er nog niet. Het schip aanvallen zou betekenen dat er een hoop doden gaan vallen, weer.’

‘Jezus Karl, alsof die laatste aanval zoveel levenden opleverde.’
‘Je weet het hele verhaal niet, Martha. Het was geen aanval van ons, maar van een organisatie die het helemaal over wil nemen.’ Karl had zijn mond leeggegeten en kwam met zijn mond naar mijn oor. ‘Wij denken dat Dick en Alfredo het niet meer zo goed kunnen vinden na de idiote moord op zijn vertrouweling Guillaume en daarna Silvia. Gui was zijn broer. En wat hij met Gui kan doen, zou hij ook met Dick kunnen doen en ik denk dat de Dick daar iets te slim voor is.’
‘Wat?’ vroeg ik verontwaardigd.
‘Dick is aan het overlopen. En wij gaan Alfredo’s organisatie nu niet uitschakelen om zo eigenlijk het werk voor een andere misdaadgroep uit te voeren. We kijken wel uit Martha. Dit is meer psychologische oorlogsvoering. We willen eerst te weten komen hoed het allemaal werkt. We willen ook weten wie de ‘bovenwereldse’ contacten zijn van Alfredo en Dick.’ Karls hoofd en mond verdwenen weer bij mijn oor vandaan. Toen kwam hij weer snel naar mijn oor. ‘We moeten een plek zien te vinden waar we zo af en toe ongestoord kunnen praten. Jij en ik gaan het doen, je wordt ingelijfd als agente, Martha.’
‘Wat verdient het?’ zei ik gekscherend dicht bij zijn oor. Hij glimlachte.
‘Maar weet je al een plek hier waar we kunnen praten?’ Ik keek in de rondte en had een melige bui. Ik was hier niet meer alleen, dat voelde goed.
‘Die kast daar, maar goed daar ben jij al een tijdje uit, en ik vind het voor ons tweeën iets te krap.’ Hij begreep mij en lachte zijn tanden bloot. ‘Maar ik denk dat ze nog niets hebben opgehangen of aangesloten hier. Ze zijn er net.’
‘Eerste les, Martha: onderschat je vijanden nooit.’