Dodelijk verleden 14

Uren heb ik voor op de boot gezeten. Ik had afscheid genomen van Harm en Van Schie. We zouden elkaar weer zien op het vaste land van Spanje.
We waren inmiddels al een paar uur onderweg. Een horizon gevuld met alleen water deed mij goed. Nog steeds zat Lidwien naast mij, we hadden al die tijd met elkaar gesproken. Tenminste, zij had geluisterd terwijl ik aan één stuk door praatte. Ik kon niet meer stoppen, ze deed mij denken aan mijn moeder. Het was alsof ik haar al tientallen jaren kende. Ik hoorde een hels kabaal, de zeilen leken naar beneden te vallen, Lidwien glimlachte.
‘We gaan de motor uitzetten, Martha. We gaan echt varen op de wind.’
‘Het is voor mij voor het eerst van mijn leven dat ik zo’n lange reis op een zeiljacht maak. Maar ik ben moe en wil slapen. Heb je whisky?’
‘Natuurlijk hebben we dat’, zei ze terwijl ze door mijn haar streek. Ze wees mij mijn hut. Een paar minuten later klopte ze op mijn deur en kwam direct binnen. Ze gaf mij de fles whisky, knipoogde en verdween. Voor het eerst echt alleen.

De hut was klein maar comfortabel. Hier geen overvallen meer, hier even geen angst. Ik nam mijn eerste slok van een heel redelijke Glenfiddich van 18 jaar oud. Ik moest het er maar mee doen. Mijn hoofd vulde zich met een heerlijke leegte. Ik hoorde en voelde zachtjes de zee die tegen de boeg beukte. Ik kon niet geloven dat ik op zee met rust gelaten zou worden. Ik schrok wakker en wist even niet waar ik was. Het zweet brak mij uit. Na een paar seconden begreep ik weer waar ik was. Er werd op de deur geklopt, het was Mark.
Hij ging direct op de rand van mijn kleine bed zitten. Ik merkte dat hij aandacht aan zichzelf had geschonken. Ik rook direct een penetrant luchtje.
‘Zou je dat niet meer willen opdoen? Ik word er misselijk van.’ 
Hij voelde zich ongemakkelijk, alhoewel hij zich snel herpakte.
‘Luchtjes zijn ook persoonlijk en je opmerking daarover ook natuurlijk’, stelde hij koel vast. Ik voelde mij erg ongemakkelijk worden. Ik keek naar de stoel naast mijn bed.
‘Zou je daar willen gaan zitten?’ vroeg ik rustig. Hij deed wat ik vroeg. Zijn gezicht tekende verontwaardiging, maar ik voelde mij beter zo. Ik had dat soms, vooral met mannen, dat ik ze direct afstotelijk vond wanneer ze te dichtbij kwamen.
‘Ik hoop echt dat deze reis je goed doet, Martha.’
‘Daar twijfel ik niet aan, Mark. Die zee is zo onmetelijk, net zoals de rust. Maar het laat mij niet los’, zei ik terwijl ik met mijn blik in het oneindige keek. ‘Jouw woorden. “Vergeet ook niet dat er nog veel kopstukken leven maar ernstig ziek zijn geworden door jouw actie. Dat zij eigenlijk nog maar één doel hebben in hun leven en dat is jou langzaam zien sterven.” Die woorden Mark.’
‘Mijn excuses daarvoor, ik had het anders kunnen zeggen.’ Ik zag aan hem dat het hem iets deed.
‘Hoe je ze ook brengt Mark, het is de keiharde waarheid. Maar, denk je dat ik dit niet wist? Ik ben een moordenaar die gemoord heeft voor haar eigen vrijheid.’
‘Je zat in een menselijkerwijs onmogelijke situatie. Het hoeft je geen geruststelling te geven, maar ik had precies hetzelfde gedaan in jouw positie.’
‘Dat is een geruststelling, maar zeg eens eerlijk: ook als er onschuldigen het slachtoffer zouden worden?’
‘Laat ik jou eens een tegenvraag stellen: wie was er daar niet schuldig aan geld krijgen of verdienen van de maffia?’
‘Zijn er gevangen vrouwen omgekomen?’ vroeg ik.
‘Nee, dat weet ik toevallig. Er waren geen gevangenen rond de fontein.’


‘Hoeveel zijn er precies ziek geworden? Hoeveel doden? Ik weet het nog steeds niet.’
‘Er zijn uiteindelijk twintig mensen gestorven en gek genoeg waren het veelal kopstukken van de onderwereld. Er waren tachtig mensen ziek geworden, die zijn inmiddels aan de beterende hand.’
‘Ik dacht dat het er honderden waren’, zei ik.
‘Daar leek het op volgens de tv-beelden en verslaggeving. De pers wilde graag geloven dat er honderden doden waren. Onder de doden zat een vrouw. De vrouw van een van de kopstukken. Besef wel dat je er nu nog had gezeten als je het allemaal niet had gedaan. Zonder hulp van buitenaf was het je ook niet gelukt.’
‘Hoe bedoel je?’ vroeg ik.
‘Nou, je had hulp van een persoon die in jouw laatste weken daar heel dicht bij je was.’
‘Karl?’ Het was de eerste naam die in mij opkwam.
‘Karl was een undercoveragent.’
‘Hij had aids en leukemie’, zei ik nu geschrokken.
‘Op papier wel ja.’
‘Jezus Christus! Waarom zo moeilijk gedaan?’
‘Hij was daar al heel lang undercover. Zijn cover mocht onder geen beding bekend worden, om heel veel voor ons geheimagenten logische redenen. Denk hier eens aan: veronderstel dat je het wist en ze zouden je gevangen hebben genomen.’ Ik onderbrak hem hard.
‘Ik zou nooit praten!’

‘Geloof mij, je zou precies zeggen wat ze wilden weten. Wij zijn al erg lang niet meer zo naïef dat wij denken dat iemand niet zou praten. Als wij de waarheid altijd uit iemand kunnen krijgen, krijgt de onderwereld dit ook. Jij moest weten dat hij dodelijk ziek was. Meegaan was voor hem geen optie. begrijp je dat?’
‘Natuurlijk, ik ben niet achterlijk. Dus hij leeft nog?’
‘Sterker nog, hij is daar nog steeds.’
‘Ongelofelijk dat hij niet ontmaskerd is. De overige bewakers wisten dat hij veel met mij omging, dat wij vrienden waren op zijn minst.’
‘Wie zegt dat hij niet ontmaskerd is? We weten dat hij leeft omdat we nog iemand daar hebben die absoluut niet ontmaskerd is.’
‘Nog iemand? Toe maar! Dus ik heb altijd al agenten om mij heen gehad?’
‘Precies. En wat jij in de fontein gegooid hebt, was geen legionellabacterie’, zei Mark uiterst koel. Ik schrok mij kapot en zat direct rechtop in mijn bed.
‘Wat! Ik weet zeker dat het in dat flesje zat!’
‘Echt waar? En dat flesje heb je geen moment alleen gelaten?’ Ik dacht na en probeerde de hele actie voor mijn geest te halen.
‘Ik moest hoognodig naar het toilet. Het heeft nog geen minuut op de tafel gestaan terwijl ik moest plassen. En, er was niemand bij mij, niemand!’
‘Geloof mij, in deze minuut, die overig dertig seconden duurde, is jouw flesje verwisseld. Als je het uitgevoerd had met de bacterie in de fontein waren er honderden gestorven.’
‘Maar, Jezus! Hoeveel heb ik, waar ben ik, waar ben ik dan wel verantwoordelijk voor?’ Ik stond op uit mijn bed en stond agressief voor hem, terwijl hij rustig bleef zitten. Ik wilde hem slaan uit pure frustratie en woede.
‘Alles is geregisseerd, alles Martha. De mannen die gedood zijn moesten dood, vonden wij. Zij, de kopstukken van de onderwereld, hebben bepaalde gewoontes wanneer ze bij elkaar zijn. Ze maken een toost met een wel heel speciale drank, namelijk het bloed van hun vijanden. Die vijanden die ze het laatste jaar gedood hebben. Dat bloed hebben wij besmet met jouw kweek. Daar ben jij verantwoordelijk voor.’ Ik viel neer op de enig overgebleven stoel in mijn hut.