Het manuscript (5)

Dit vervolgverhaal gaat voortaan verder onder de titel 'Het manuscript'. 
Lees hier het vorige deel.

Stefan bleek het laatste duwtje wat ik nodig had om los te komen van dat vermaledijde ons-kent-ons-dorp dat ik – bij gebrek aan beter – mijn thuis moest noemen, al liep het allemaal anders dan ik in mijn hoofd georkestreerd had.

Zondagenlang laafde ik mij aan Stefans rossige borsthaar en al het andere fraais wat er onder zijn voetbaltenue vandaan kwam, terwijl zijn ouders bij de tennisvereniging langdurig naborrelden. Het ritueel hield in dat we elkaar beurtelings van alle textiel stripten om ons vervolgens, gehinderd door zo veel mogelijk handtastelijkheden, een weg te banen naar zijn slaapkamer. Tot die keer dat zijn ouders in de kantine ruzie kregen. Ze vonden mij op handen en knieën, klaar om hun aantoonbaar opgewonden zoon te bestijgen, ergens halverwege de trap.

De schaamte was overweldigend. Niet alleen voor mij, vooral ook voor mijn ouders. Mijn moeder beleefde een acute zenuwinzinking en dat stelde ons voor een probleem. Pa en ik wisten maar al te goed dat een PAAZ-afdeling de aangewezen plek was voor haar om te herstellen, maar hij ging nog liever dood dan dat hij zijn eigen vrouw op liet nemen op de psychiatrische afdeling van een ziekenhuis. De vrouw van de veelgeprezen Aalbers, in handen van vreemden door een situatie die de expert zelf kennelijk niet had kunnen voorkomen; die schande zou hem letterlijk de kop kosten. Ik wist het, hij wist het en er waren al genoeg slachtoffers in ‘deze zaak’, zoals mijn vader ernaar refereerde, dus besloten we haar in alle stilte thuis te verplegen. In de praktijk betekende dat dat we haar wekenlang plat hielden met grote doses valium. Rust en vergetelheid zouden haar goed doen, volgens pa. Tegen de buitenwereld vertelden we dat ze op vakantie. Bijkomend voordeel was dat ik even uit het straatbeeld verdween. Mijn eindexamens waren net achter de rug, ik moest noodgedwongen afzien van examenfeesten en voorlopig was ik wel even zoet met het verzorgen van mijn moeder. Stefan zag ik niet meer en niet eens omdat mijn vader het me verbood. Hij nam me niets kwalijk, zei hij keer op keer, maar ik had wel de verantwoordelijkheid om recht te breien wat ik krom getrokken had. En dus bestreed ik mijn schuldgevoel door heen en weer te rennen met kopjes thee en beschuiten met aardbeien in de momenten dat mam haar ogen open had. Intussen wendde mijn vader zijn invloed aan om versneld een onderkomen voor mij te regelen in Amsterdam. Op een hete dag in juli vertrok ik. Niet met opgeheven hoofd en uitgestoken middelvinger, zoals mijn bedoeling was, maar in stilte.

Die zomer werd ik ten volle geconfronteerd met de verlokkingen die Amsterdam te bieden heeft aan een dolende tiener met blauwe plekken op haar ziel. Met nog zes weken te gaan voordat mijn studie zou beginnen, besloot ik afleiding te zoeken in de stad die mijn nieuwe thuis zou worden. Het onderkomen dat mijn vader voor mij geregeld had, was een muf, bedompt hok van twee bij drie meter in een studentenhuis. Het enige raam keek uit op een groezelig hotel waar ik voordurend stelletjes naar binnen zag gaan die vaak een uur later alweer vertrokken. In deze ruimte zou ik voorlopig slapen, eten en studeren, tot ik zo ver geïntegreerd was in mijn nieuwe woonplaats en het studentenleven dat het me de connecties op zou leveren om aan betere woonruimte te komen. Het matras dat als bed diende stond overdag rechtop tegen de muur om plaats te maken voor de twee klapstoeltjes die naast het uitklapbureau tegen de wand het enige meubilair vormden. Eten en koken kon in de centrale keuken, vertelde de medebewoner die mij rondleidde, maar één blik in de met etensresten verstopte gootsteen benamen me alle lust om me aan te sluiten bij hen die hier al een gewoonte van gemaakt hadden. Het sanitair – één wc voor de hele verdieping – was van een even bedenkelijk onderhoudsniveau. Maar het was zomer en ik was in Amsterdam, of all places, en dus sloot ik me aan bij de hippies op de Dam die me leerden blowen en tegen wie ik vertelde dat mijn eerste boek in de maak was.