Dodelijk verleden 9

‘Klinkt goed, Metin. En tot waar reis jij mee?’
‘Tot aan je voordeur.’
‘Ik kan mij nog herinneren dat Van Schie zei dat je tot aan de grens zou meegaan.’
‘Klopt, maar dit was geen voorstel van Van Schie maar van mij. Van Schie en Harm wilden mij tot je voordeur. Nu ik je ken wil ik je graag verder helpen. Ik doe het ook voor het geld, maar dat is duidelijk denk ik.’
‘Dat kan ik mij voorstellen, Metin. Voor niets gaat de zon op om maar eens een dik cliché te gebruiken.’
‘Het is goed. Ik wilde echt tot aan de grens, maar ik vind jou ook aardig, leuk en alle andere fijne woorden.’
‘Getrouwd?’ vroeg ik snel.
‘Nu al?’
We konden lachen om zijn antwoord.
‘Nee. Jij? Getrouwd, kinderen?’
‘Ja ja, ik begrijp je. Technisch gezien ben ik getrouwd en heb vier kinderen’, zei hij terwijl hij op een van de klokjes tikte met zijn vinger.
‘En, weer landen?’ vroeg ik snel.
‘Het is de hoogtemeter weer, maar de naald zwabbert zo erg dat je niet precies kunt zeggen hoe hoog we vliegen. Ik blijf maar zo laag mogelijk vliegen.’
‘Technisch?’
‘Voor jou? Deze klokjes?’
‘Je wilt het er niet over hebben, mij best, je blijft toch wel boeiend.’
‘Nou ik wil het er niet over hebben omdat het mij nog steeds heel erg kwaad maakt. Ik kan nu geen boosheid gebruiken. We zijn zo bij ons laatste vliegtuig.’
‘Toch dacht ik dat Van Schie zei dat na de vliegtuigjes een vrachtauto zou komen.’
‘Dat klopt. Waar ik het laatste vliegtuigje neerzet, gaan we met een vrachtauto van een neef van mij naar Izmir. En Martha, ik ga het je echt vertellen hoor, van het technische.’ Ik pakte zijn hand bracht hem naar mijn lippen en kuste hem.

We landden weer in een veld, een akker waar recent nog iets geoogst was. De kluiten aarde vlogen ons letterlijk om de oren. Ik stond doodsangsten uit. Wij hadden het andere vliegtuig al gezien. Het was een groter exemplaar en het zag er veel beter uit aan de buitenkant.
We waren weer in de lucht. Deze overgang liep perfect, we hadden geen mens gezien. Ik keek Metin vaak aan maar zei niets, ik wist dat hij zag dat ik keek. De geluidsinstallatie in dit vliegtuig had een veel betere kwaliteit dan alle voorgaande installaties.
‘Het beste voor het laatst, zo heb ik het het liefst’, zei ik.
‘Neem aan dat je het over het vliegtuig hebt?’ zei hij terwijl hij mij glimlachend aankeek. Ik hoorde zijn ademhaling zelfs door deze installatie. Het zou nu goed zijn als hij het mij wilde vertellen. We hoefden elkaar niet aan te kijken, mocht het voor hem lastig zijn z’n verhaal te doen. Ik was verschrikkelijk nieuwsgierig.
‘Technisch gezien zijn we man en vrouw’, begon hij plotseling. Ik bleef stil en wilde hem zo alle ruimte geven. ‘Je begrijpt het misschien wel. We wonen nog  bij elkaar en we zijn nog wel getrouwd. Je vrouw met vier kinderen hier achterlaten wordt niet zo snel geaccepteerd als in Nederland. We slapen zelfs nog in hetzelfde bed, maar meer als broer en zus dan man en vrouw.’
‘Een broer/zusrelatie en dat in één bed. Verlicht mij eens, Metin? En misschien ook niet, want wil ik het wel weten? Het ruikt naar gecompliceerdheid en nog meer gecompliceerdheid in mijn leven zou ik niet trekken.’
‘Snap ik, maar ik leg je uit hoe het bij mij zit. Mijn boosheid kwam toen ik zag hoe makkelijk mijn vrouw ermee omgaat.’ 
Ik glimlachte en dat begreep hij niet.
‘Ach ja, je had je vrouw dezelfde pijn willen geven die het jou gaf toen je merkte dat het niet lukte tussen jullie. Maar zij is vrouw hè? Zij moet, hoe dan ook, voor de kinderen blijven zorgen. Zij wil haar frustraties niet op de kinderen of jou projecteren. Ze moet wel doorgaan, Metin. Je bent toch zo’n typische man, hè.’
‘Au.’ 
Hij zei even niets. 
‘Dit voel ik wel. Je hebt gelijk. Je bent een bijzondere vrouw. Maar, hoe zit het bij jou?’ 
Ik vond hem wel eerlijk, maar had toch mijn bedenkingen nog hoe het nu werkelijk zat. Ik zou het nog wel een keer horen, of misschien wel zelf ervaren met hem.

‘De laatste man waarmee ik het bed deelde heeft mij uiteindelijk hier gebracht in deze situatie. Een vrouwenhandelaar van het ergste soort.’
‘Waar is hij nu?’
‘Gecremeerd, onder de grond met zijn hoofd vol lood mag ik hopen. Ik weet het niet. Er is mij gemeld dat hij dood zou zijn, maar in de onderwereld iets geloven is dodelijk, letterlijk. Maar waarom doe jij het eigenlijk? Waarom waag je je leven voor een totaal onbekende?’
‘Van Schie is geen onbekende voor mij. Hij is een man met een enorm netwerk in de wereld. Ik help hem wel meer. Daarnaast ben ik verslaafd aan spanning.’
‘Dan kan ik mij voorstellen hoe je vrouw zich zo af en toe moet voelen bij jou. Heb je ADHD?’
‘Kom ik zo over? Alsof ik mij nergens op zou kunnen concentreren? Mijn vrouw is zeer traditioneel, dat klopt. Huisje boompje beestje. En toen de kinderen kwamen, werd dat alleen maar versterkt. Maar laat ik je niet vermoeien met dit soort verhalen.’
‘Heb je er moeite mee als ik zo direct ben?’ Ik mocht deze man al, maar voelde diep van binnen dat ik verder wilde gaan, hem wilde confronteren. Ik wilde zien wanneer hij zou breken en als hij zou breken dan zou hij wat mij betreft mij tot de grens mogen brengen en geen meter verder.’
‘Absoluut niet. Jij bent de eerste vrouw bij wie ik niet kan inschatten wat haar volgende vraag wordt.’ Ik keek hem snel en intens aan en weer die glimlach die mij week maakte. 
‘Dus zeg en vraag wat je wilt, wat je voelt. Mij best.’ 
Ik hoorde de motor pruttelen na een soort klap aan de voorkant van het vliegtuig. Ik zag het gezicht van Metin veranderen van geamuseerd naar gespannen. 
‘Hoeveel ongeluk kun je met vliegtuigen hebben op een dag? Ongelofelijk! We gaan neerstorten! Je hoofd tussen je benen, Martha!’ 
Ik voelde hoe snel het vliegtuig zakte en zag de aarde snel dichterbij komen. Ik schat dat we nog enkele tietallen meters van de grond verwijderd waren. Ik zat nog steeds met mijn hoofd tussen mijn benen. Metin stuurde het vliegtuig naar een vlak terrein en probeerde te landen. Het lukte, de motor was al uitgevallen. We zaten onder een zwarte vettige drab. Olie uit de motor was de cockpit binnen gedrongen. We stonden stil en leefden. Alleen dat geluk al te voelen na zijn laatste woorden ‘we gaan neerstorten’. Maar nu? Metin duwde  de half glazen deur open.

‘Een dilemma, Martha, we moeten gaan lopen, nu!’
‘Wat is het dilemma?’ vroeg ik terwijl we naar een bosrand liepen in een snelle stap. We kwamen bij de bosrand aan en liepen het bos direct in. Toen we zo’n tien minuten gelopen hadden, vroeg ik het nog een keer.
‘Dilemma?’
‘Zal ik bellen ja of nee?’ 
We gingen op een boomstam zitten en hij haalde zijn GSM uit zijn zak. ‘Zelfs dit ding aanzetten kan onze positie al verraden, maar het moet. Maar we moeten onze positie bepalen met Google Maps. Ik weet waar ik naartoe moet, maar ik moet ook weten waar we nu zijn. Als de maffia deze streek constant uitpeilt, dan zijn we binnen no time de haasjes waar op gejaagd wordt. Mij schieten ze direct af en jij krijgt waarschijnlijk je oude positie terug.’ 
Zijn laatste opmerking ontnam mij de adem.
‘Jezus Metin, heb nog wat leukers te melden? Ben je altijd zo hard?’
‘Ik zeg het je zoals het is.’ 
Dat was het dus, weinig empathie. Hij zei dingen die klopten volgens zijn verstand, maar kon zich tegelijkertijd geen echte voorstelling maken hoe iemand zich erbij gevoeld had, of zelfs nog voelde.
‘Alsof ik daar nu iets aan heb. Denk eens na, man?’ Toen ik dit zei, besefte ik nu juist dat hij dit deed: nadenken.
‘Sorry. Kijk, we zitten hier.’ Hij wees op het scherm onze positie aan. ‘Het is nog zestig kilometer tot ons overstappunt. Ik ga Van Schie bellen, het is niet anders.’
‘Hoezo, het is niet anders? We zijn neergestort.’
‘Als ik hem bel kunnen zij meeluisteren, als je begrijpt wat ik bedoel. Maar het moet. Hier liften is helemaal zelfmoord.’

Zelf een stuk geschreven dat je op FOK! wilt laten verschijnen? Mail je stuk o.v.v. je username naar bert@fok.nl!