Dodelijke date 46

Hier lees je de vorige delen...

De kogel ging in een perfecte baan naar het voorhoofd van Kalasjnikov. Zijn laatste adem was een feit. Fabio keek Martha recht in de ogen en daarna keek hij de overige beveiligers aan.
‘Deze vrouw wordt met rust gelaten en heeft de totale vrijheid binnen deze muren. Een ieder die haar een strobreed in de weg legt, eindigt als hij.’
Hij keek even naar de dode Kalasjnikov. Martha en Cinthia zagen dat hij het meende en dat ze meer vrijheid zouden krijgen. Geen beveiliger zou zich nu nog bezig willen houden met die twee. Fabio draaide zich om en wilde weglopen met zijn beveiligers.
‘Mag mijn dochter mij een keer bezoeken?’ vroeg ik. Terwijl zijn beveiligers doorliepen, stopte hij en draaide zich langzaam om.
‘Waarom niet. We weten allemaal welke belangen er op het spel staan’, zei hij koel.

‘Mam, dit is ongelofelijk, ik kan hier straks legaal komen’, zei Cinthia vol ongeloof.
‘Vergis je niet, ze hebben ons in hun macht. “Welke belangen er op het spel staan”, waren zijn laatste woorden. Alles staat op het spel, lieverd. Ook al lijkt het nu kinderlijk eenvoudig te ontsnappen omdat we zo veel vrijheid hebben en wellicht ervaren, we zijn nu misschien wel meer beperkt dan eerst.’
‘Ik snap je niet, mam.’
‘Jochem was gek, Fabio niet. Dat is het grote verschil tussen deze twee. Met Jochem had ik een kans om te ontsnappen en door zijn gekke beslissingen erna zou ik wellicht vrij kunnen blijven. Met Fabio is dit uitgesloten. Geloof mij, het is pure psychologische oorlogsvoering. Ik voel nu meer dan ooit dat ontsnappen pure zelfmoord is. Niet alleen voor mij, maar voor alle mensen waarvan ik houd om mij heen. Ik zal iets moeten doen wat verder gaat dan een tweede Jochem zijn hersens in een boom te planten. Ga nu maar lieverd, ik wil niet dat je gevaar loopt.’
‘Maar hoe verder dan? Kan ik morgen komen als mijzelf?’
‘Nee, je komt niet meer. Je gaat terug naar Ralf.’
‘Wat ben je in godsnaam van plan, mam?’ Er kwamen beveiligers binnen die het lijk van Kalasjnikov kwamen ophalen. Ze riepen in het Turks dat Yasmin het bloed op moest dweilen. Cinthia dweilde het bloed weg en bleef naar mij staren, maar ik had alleen aandacht voor mijn computerscherm. Er schoot mij iets te binnen.
‘Weet je wat, lieverd, kom maar wel, iedere week. Het moet niet te veel opvallen. Jij kunt wat boodschappen voor mij doen in de buitenwereld.’
‘Als je maar niet denkt dat ik wapens of iets dergelijks ga meesmokkelen.’
‘Ik ga je niet in gevaar brengen, Cinthia. Maar ik heb wel een plan. Morgen vertel ik het je. Ik moet eerst de haalbaarheid nog berekenen. Ga nu maar. Maak de rest van je afdeling schoon en laat morgen de echte Yasmin weer komen en jij als jezelf.’
We namen afscheid door elkaar stevig te omhelzen. ‘Het spijt mij echt dat ik hard lijk. Ik wil het niet, maar ik begin er steeds meer in te geloven dat de oude Martha van Salingen er niet meer is’, fluisterde ik in haar nek. Zij gaf mij alleen een zoen op mijn lippen. ‘Je blijft sowieso mijn moeder, altijd’, zei ze zacht en verdween.

Later die dag, alleen op mijn kamer:

‘Het grote feest, daar moet het gebeuren’, dacht ik. De bewakers hadden het er al maanden over. Een feest waar de maffiafamilies bij elkaar kwamen. Geen kinderen, geen bloedverwanten en geen vrouwen. Alleen de harde kern. Er waren altijd veel hoeren, cocaïne en drank. Ze zouden van alle bunkers bij elkaar komen. Om de hele maffiafabriek toch te beveiligen, zou er extern worden ingehuurd. Fabio had het ‘het feest van de demonen’ genoemd, ik het feest van de bevrijding, mijn bevrijding. Nu ik met de moord op Jochem niets had bereikt, was dit mijn volgende; het ultieme moment om wraak te nemen. Op wat gejammer van pas binnengebrachte meisjes na, soms een harde schreeuw van een van hen, was het stil. Beveiligers deden zich soms massaal tegoed aan vers vlees. Dan was het geschreeuw heftiger en kon ik niet slapen, ook niet in mijn appartement. En de volgende morgen werd het beschadigde goed bij mij binnen gebracht. Vaak waren de dronken mannen de hele nacht met een meisje bezig geweest en was ze hopeloos verloren. Kansloos waren ze, altijd. Of ze bloedde lichamelijk dood of geestelijk. In mijn krankzinnige gedachten kon je beter sterven aan de eerste optie. Ze verdienden de dood, allemaal, die honden die het de meisjes aandeden. Ik begon gedachtensporen in mijn hoofd te koesteren en schreef sommige op samen met de wiskundige berekeningen. Moest het lijken op een onschuldige voedselvergiftiging? Of een opzettelijke, aantoonbare. Moest het in de drank? Hoe zou ik wegkomen? Moest ik Cinthia inschakelen? Een auto nemen en naar de snelweg proberen te rijden? Het zou schelen wanneer ze de volgende dag allemaal ziek zouden worden. Het moest de volgende dag zijn. Cinthia had mij ingelicht over Van Schie en Harm. Ik liet er een bak logica op los te bedenken dat ik meer kans had echt te ontsnappen met deze twee professionals. En toch had ik er problemen mee. Ik zou ze in gevaar kunnen brengen, inclusief Cinthia.

Alle gedachtes en gevoelens deprimeerden mij. Ik moest een keuze maken tussen twee slechte oplossingen die geen oplossingen waren. Want in het gunstigste geval zou ik vrij zijn, maar zouden de overgebleven Cambino’s mij mijn leven lang zoeken. Ik zou ze onmogelijk allemaal kunnen vermoorden omdat niet iedereen hetzelfde zou eten of drinken op hetzelfde moment. Dus het gif of bedorven voedsel moest een sluipmoordenaar zijn die na innemen de dagen erop zijn lichamelijke ongemakken zou prijsgeven.

Ik moet wel geholpen zijn door een god toen de volgende gedachte door mijn brein flitste. Er was een meisje binnengebracht die op een ziekenafdeling van een andere bunker lag. Ik had haar in quarantaine geplaatst omdat ik toen nog niet wist wat haar mankeerde. Toen ze binnen werd gebracht, had ik mijn twijfels al over een gewoon griepje en droeg direct mijn bescherming voor mijn neus en mond, hoewel ik wist dat bij ernstige besmetting met bacteriën dit niet afdoende genoeg zou zijn. Ze hoestte en had de hik en sloeg wartaal uit. Ik vermoedde direct een Legionellabesmetting. Nu wist ik het zeker, er was een god die zich om mij bekommerde. Ik had de host voor de perfecte killer onder de bacteriën. Ik voelde een koorts opkomen van opwinding.
Ik vroeg een incubator aan bij Fabio om de bacterie te kweken die hem misschien wel zou kunnen doden. Maar eerst naar het meisje. Ze lag er nog, maar was er bijzonder slecht aan toe. De antibiotica sloegen niet aan bij haar, waarschijnlijk omdat ze al een te zwakke gezondheid had toen zij binnengebracht werd. Ik snap ook niet dat de ‘versierders/ronselaars’ dit meisje hadden binnen gebracht. Totale onzin, waarschijnlijk een ronselaar die moest scoren. Ze moesten minstens drie meisjes per week scoren. Daar mocht een lelijke bij zitten, maar niet alle drie. Dit was voor hem de lelijke met een slechte lichamelijke conditie. Ik nam een monster bij haar af en stelde deze snel zeker. Ik mocht overal doorlopen met de nieuwe pas die ik van Fabio had gekregen. Niemand legde mij nog een strobreed in de weg.