Dodelijke date 35

Hier lees je de vorige delen...

Een zwak licht drong mijn bewustzijn binnen. Ik zag vormen maar wist niet wat ze waren. Ik sloot mijn ogen weer en wist niet hoe lang ik buiten bewustzijn was. Toen ik mijn ogen weer opende, zag ik het gezicht van Jochem op ongeveer vijf centimeter van mijn gezicht. Nu zag ik wel vormen en herkende ze ook: ik lag in zijn huiskamer op de grote bank en rook zijn rook en whiskyadem. Te walgelijk voor woorden.
‘Wat was je van plan, lieverd, met Willem?’
‘Wat maakt dat nog uit dan?’ Hij ging van mij af, hij lag half over mij heen.
‘Niets. Het maakt niets uit. Het maakt ook niets meer uit dat je hem geneukt hebt in mijn eigen auto!’ schreeuwde hij. Het kwam van diep, heel diep. Niet eerder had ik zo veel emotie in zijn stem gehoord.
‘Ik snap eerlijk gezegd niet waarom ik nog leef. Wat mij betreft mag je mij ook omleggen. Graag ook zo genadig als Willem. Veel kogels direct in mijn hoofd. Kan dat?’ Ik voelde een lust te sterven, alweer in het besef dat ontsnappen steeds uitzichtlozer werd.
‘O, is dat zo? Jij begrijpt nog niet zo goed hoe het allemaal werkt, hè? Ik bepaal wie er sterft en wie niet. En ik vind het net zo erg dat Willem dood is als jij.’
Ik zag een grimas op zijn gelaat dat ik niet eerder bij hem gezien had. Het leek erop dat het hem echt iets deed. En ik snapte er inmiddels helemaal niets meer van.

‘En, Jochem?’ Ik probeerde op te staan terwijl hij zichzelf een borrel inschonk.
‘Doe mij er ook maar zo een’, zei ik terwijl ik naar zijn glas wees. Hij schonk er een in.
‘Ik vond jou vanochtend voor het hek. Tenminste, mijn bewakers vonden je eerst. Dat betekent dat een van de bekendste families hierin betrokken is.’
Hij nam een slok van zijn whisky. Dat gaf mij de kans wat te vragen.
‘Dus jij wilt zeggen dat je Willem niet hebt vermoord? Dat een van je criminele maatjes van je dat heeft gedaan? Dat kan toch niet, Jochem! Ik ben een hoogopgeleide vrouw. Denk je dat ik het vermogen niet heb deze slangengedachtes van jou door te hebben?’ Hij ging relaxed naast mij zitten op de bank. Ik voelde een barstende koppijn van de klap op mijn hoofd. De bult aan de zijkant van mijn hoofd was het bewijs. Ik vroeg pijnstillers aan Jochem. Hij haalde ze voor mij, het leek erop alsof hij met mij te doen had. Ik was verward.

‘Ik ga het je uitleggen, Martha. Kijk dat jullie het gedaan hebben in mijn auto, oké. Ik schreeuwde zonet wel, maar het doet mij eigenlijk niet zo veel. Ik ben niet verliefd op je, ik heb alleen respect voor je.’ Ik voelde een diepe walging. Respect?
‘Ik was alleen boos dat jullie het in mijn auto deden en dat bewakers dat zien. Dat ik daar dan niets mee doe is weer een zwakte in mijn afschrikwekkende macht. En toch heb ik Willem niet vermoord, alhoewel ik alles weet. Hij is vermoord door een andere familie. Dit is een boodschap van hen. Wij kunnen bij jouw sterkste schakel komen en we lieten je leven. Het is een spel van leven en dood. Wie het het slimste speelt, heeft gewonnen. Willem mocht jou neuken, waarom niet? Je bent wel van mij, maar je zit dus niet in mij. Hij mocht alles van mij gebruiken, alles. Hij had ook alle vertrouwen. En ja, ik wist alles, zowel van thuis in Nederland als van hier. Daarom kon ik jullie altijd een stap voor zijn en soms wel twee.’
‘Prachtig verhaal Jochem. Ik vraag mij alleen af wat ik ervan kan geloven.’
‘Ik spreek de waarheid.’
Hij keek mij in mijn ogen. Ik wilde hem geloven. Geen glimlach, geen machotrekjes. Ik zag het nu niet bij hem. ‘Ze vermoordden Willem op een moment dat het logisch lijkt dat ik dat doe. Ze willen chaos in mijn organisatie. Dat gaat niet lukken. Chaos betekent dat ik het ga verliezen. Ze weten dingen die ze niet zouden moeten weten. Dat jij iets had met Willem. Misschien wel dat je wilde vluchten naar de grote weg via de b-wegen. Ze lijken bijna net zoveel te weten als ik. Dat is voor mij en mijn organisatie nog wel het meest benauwde. Ik heb Willem niet vermoord. En vergeet niet dat ze al een keer achter Willem aangezeten hebben, weet je nog?’ Ik bevestigde naar hem. Ik wist het nog dat ik magazijnen van de AR15 leegschoot op achtervolgende auto’s.
‘Maar wel Deborah en Kate’, zei ik koel.
‘En jij weet ook waarom. Ik vermoord alleen als het mijn belang schaadt.’
‘En ik heb je belang nog niet geschaad.’
‘Nee. Jij probeert alleen maar weg te komen hier. Maar zodra ik zou weten dat jij het lek hier bent, de rat, dan is dat tevens je laatste minuut in deze dimensie. Iemand die dicht bij mij in de buurt staat, lult. En ik kom te weten wie het is, dat beloof ik je.’ Ik wist absoluut niet of hij weer een van zijn spelletjes speelde en of hij schizofreen was. Hier begon ik echt rekening mee te houden nu. Maar hoe moest je hier in godsnaam mee omgaan? Hij had een uiterst dodelijke macht gecombineerd met een hoogst waarschijnlijke schizofrenie.
‘Wie in je organisatie weet veel van alles?’
‘Willem, maar die is nu dood. Hij wist alles.’
‘Kom op, Jochem. Er wordt overal afluisterapparatuur geplaatst. Er worden mailberichten gestuurd. Er wordt getelefoneerd. Wie zit er bij jou op kantoor zogezegd? Wie beheerd je computernetwerk. Waar is het meeste verkeer en wie heeft daarin een prominente plek? Wie heb je de laatste tijd aangenomen?’ Ik wist niet waarom ik hem hielp. Ik had het gevoel, nog steeds, hem te vriend te moeten houden. Jochem was een lange tijd stil en keek naar buiten. Ik nipte aan mijn whisky.
‘Metin’, zei hij vanuit het niets. ‘Metin?’
‘Wie is Metin?’ vroeg ik terwijl ik naar de inhoud van mijn glas keek en hoopte dat hij mij nog een keer zou bijschenken. Hij zag mij kijken, zei niets en schonk bij. Ik wist dat het onverstandig van mij was met pijnstillers op zo te drinken. Maar het kon mij eigenlijk geen ene moer meer schelen.
‘Metin is de Turkse spil in mijn computernetwerk. Hij doet bestellingen, zoals afluisterapparatuur. Wie zegt mij niet dat het netwerk afgetapt wordt?’
‘Zeg jij het maar.’
Ik zag Jochem naar de zak van zijn broek gaan. Hij deed zijn hand er even in en tien seconden later kwam er beveiliging binnen.
‘Dus altijd een stil alarm bij zich’, dacht ik. Jochem gaf hem opdracht Metin te roepen omdat hij problemen had met zijn laptop.

Een bewaker kwam samen met Metin binnen.
‘Waar is je laptop, meneer?’ Jochem keek hem langdurig aan en zei niets. Ik voelde een idiote spanning in de ruimte. De beveiliger bleef stoïcijns voor zich uit kijken. En die blik van Jochem kende ik maar al te goed. Met deze blik nam hij mij voor de eerste keer en trouwens ook voor de tweede keer. De macht straalde van zijn gelaat. Die rare machohouding, alsof niets hem kon raken.
‘Meneer, uw laptop?’ Jochem verbrak de stilte.
‘Met mijn laptop is niets aan de hand.’
En weer bleef hij stil. Metin begon zich nu ongemakkelijk te voelen. Ook hij wist waartoe Jochem in staat was. Ik vertrouwde Metin ook niet, maar begon mij al behoorlijk aangeschoten te voelen. Een prettig gevoel. De spanning in de ruimte liet ik voor wat hij was. Ongemakkelijke spanning, het deed mij niets meer.
‘Ik snap het niet meer. Ik moest hiernaartoe om je laptop te maken.’
‘Ik vertrouw jou niet meer. Er zijn te veel toevalligheden. Iemand wist precies waar Willem was en op welk tijdstip. Een telefoontje van een beveiliger, met jouw stem zoals ik nu hoor, belt mij op dat Martha en Willem neukend in mijn auto gezien zijn. Ik werd om elf uur ’s avonds gebeld door jou terwijl jij hier alleen dagdiensten draait. Jij bent iedere dag na vijf uur in de middag weg. Waar ga je dan naartoe? Waar woon je?’

Dat hij juist deze medewerker niet persoonlijk ontmoet heeft, vond ik vreemd. Een zwakke schakel, de eerste die ik opmerkte. En nog steeds wist ik niet zeker of het laatste half uur geen groot toneelspel was van Jochem. Ik besloot daarom alleen te observeren en ook Jochems non-verbaal gedrag in de gaten te houden.
Metin gaf alles door aan de beveiliger die direct daarna wegging.
‘Ga jij je werk maar gewoon doen, we komen zo bij je terug’, zei Jochem tegen Metin. Metin verdween. Een paar seconden later ging de rechterhand van Jochem weer naar zijn broekzak. Het grote, moderne wandmeubel zwenkte langzaam open. Ik lag al een tijdje half bezopen, met mijn hoofd rustend op mijn rechterarm, tegen de leuning van de bank. Ik sloot snel mijn ogen, bijna instinctief. Ik wist dat Jochem naar mij zou kijken wanneer het wandmeubel open was. Hij moest denken dat ik sliep. Er leek een ruimte achter het wandmeubel te zijn. Ik kon niet zien hoe groot of wat zich erin bevond, maar ik hoorde Jochem wel met een toetsenbord bezig. Ik werd verschrikkelijk nieuwsgierig. De wandkast was naar mij toe opengeslagen en door de kier tussen de muur en de wandkast kon ik een beetje naar binnen kijken. Ik zag het afluister- en inkijkwalhalla van Jochem. Er hingen tientallen monitoren aan de muur die allemaal een ander beeld lieten zien. Ik zag zijn slaapkamer, de badkamer, het hele huis. En ik zag Ralf, mijn jongen. Ik zakte bijna door mijn benen. Ik kon een gil smoren in mijn keel. ‘Ralf!’ schreeuwde ik in mijn hoofd. Het was een live opname. ‘Cinthia!’ Cinthia gaf Ralf iets te drinken. Ik bleef kijken. Tranen vulden mijn ogen, ik wreef ze er hard uit en wilde mijn neus ophalen, wat ik natuurlijk liet. Ik liet het gewoon lopen en veegde mijn neus met de stof van mijn mouw. Ik keek nog een aantal seconden naar de beelden. Ralf stond op en keek in de richting van de camera, die hij onmogelijk zou kunnen waarnemen. Toch keek hij mij recht aan. Wat deed het mij goed.