Waar ik aan denk als ik hardloop

Ken je dat? Heb je net lekker getraind om een luttele vijf kilometer te gaan hardlopen op een lokaal evenement, krijg je spetterpoep. Je had alles al eens in je oefenrondjes gehad: hagel, splinters van het houten bruggetje om de hoek, struikelen over een plintentrapje, jezelf helemaal stukzweten in een horrorzomer. Je bent tegen alle weersomstandigheden opgewassen, maar knurft dat je bent, krijg je de spetterpoep.

Maar je kunt je fans niet teleurstellen en jezelf al helemaal niet. Anders waren al die kilometers training helemaal voor niets. Dus zo goed en zo kwaad als het kan ga je op pad. Thuis ga je nog even lekker neuspeuteren zodat de neus voor aanvang ook leeg is, de zakdoekjes gaan mee voor onderweg en voor de onderbroekenlol stop je ook nog een maandverband voor je blaar. Je vervloekt nog eenmaal dat rottige roggebrood met zoute haring en uitjes wat je de avond ervoor van je moeder moest eten – je hoort haar nog zo schreeuwen: “Da’s gezond!” - en met de teenslippers in de hand stap je op je door de zon gebakken fiets.

De hitte van je zadel lijkt de boel tijdelijk even dicht te schroeien, dus met samengeknepen billetjes rijd je lekker naar de start. Er staan al honderden andere deelnemers te trappelen van ongeduld. Gek genoeg staat niemand zich warm te lopen of te stretchen, terwijl je op iedere willekeurige hardlooproute wel weer een puffer met een gestrekt beentje tegen een hek aan ziet staan. Dan klinkt het startschot. Je rent met nog steeds samengeknepen billen achter de meute aan, maar door het gehobbel begint de spetterpoep te ontwaken om zijn naam eer aan te doen. Snel duik je de struiken in en roept nog naar de voorbijhossende kudde: “Sorry, heb een slechte navigatie bij me!”

Als je weer overeind komt zie je sterretjes. Je denkt even aan die goeie ouwe Wubbo Ockels met zijn ruimtevaart, voor je weer tot zinnen komt. De meute rent nog steeds voorbij. Snel sluit je je weer aan, want wat die geplette olifant die je achterliet had beslist niet de geur van afbakbroodjes. Daar ga je weer. Nog maar 500 meter gehad volgens het metrieke stelsel. Toch al 500 meter in deze omstandigheden, denk je met een glimlach. Je drinkt nog snel wat water en zet weer door.

Terwijl van onder niet alleen je benen lopen, begint de uitdroging nu zijn tol te eisen. Omdat je vier muizen ziet vliegen en de kadetjes voor je de rumba dansen, krijg je het idee dat je fantasie en werkelijkheid nog maar amper uit elkaar kan houden. Dat maakt je ook angstig. Hoewel je al een tijdje wegrent, lopen er nog honderden stalkers achter je aan. Snel grijp je naar het enige wapen dat je kan vinden: een inlegkruisje. Je grabbelt daar beneden, scheurt het uit je ondergoed en gooit het maandverband naar achteren. Het lijkt effect te hebben. De meute achter je dunt enigszins uit.

Bij het waterpunt kom je weer wat tot zinnen. Je biedt duizendmaal je excuses aan aan de inmiddels woedende menigte achter je. Gelukkig weerhoudt je huidige nietsverhullende geur diezelfde menigte om je ter plekke te lynchen voor zwendel en je verschuilt je gauw een paar seconden achter een paar stevige EHBO’ers. Gelukkig denken hardlopers alleen maar aan hun eigen tijd, dus voor je het weet zijn ze uit zicht en kan je weer verder. Nu je letterlijk en figuurlijk niets meer te verliezen hebt, is de laatste kilometer verrassend snel voorbij. Eindelijk kom je over de finishlijn. Het is dan wel geen persoonlijk record met al dat gedoe, maar je hebt het toch maar weer gedaan.

Thuis ga je gelijk douchen en plof je uitgeput maar tevreden met je teenslippers op de bank. Je trakteert jezelf op een lekkere tosti. Dat heb je wel verdiend. Je neemt een paar heerlijke happen, voor je volledig beseft waar je mee bezig was. Bah, spetterpoep.