FOK! vervoert: het peeskamertje

FOK! vervoert! Nu de lente komt brengt FOK!columns je verhalen over vervoer: wind door je haar en karren maar! Van fietsen tot autorijden en van kajakken tot ruimtereizen elke vrijdagochtend een nieuw stukje dat je hopelijk in vervoering zal brengen.

Deze keer in de serie FOK! vervoert: Bakoenin. Andere columnisten volgen.

Onlangs was ik weer eens op de fietsvakantiebeurs in de RAI. Mijn vrouw en ik plannen elk jaar wel ergens op de wereld een fietsvakantie en het is altijd leuk om ideeën op te doen tijdens zo'n beurs. De laatste jaren hadden we echter steeds via internet gezocht en ook geboekt. Dat scheelt bomen, want je krijgt heel wat folders in je handen gedrukt op zo'n beurs.

Dit keer vonden we het echter leuk om weer eens te gaan kijken. Net als in het verleden gingen we ook nu even langs bij de stand van Asian Way of Life, want we kenden de oprichter van die organisatie persoonlijk. Hij was er echter niet en zal er ook nooit meer zijn, want hij bleek al enkele jaren overleden. Dat was even slikken. Bert was een fietspionier. Hij was één van de eerste fietsers die het aandurfden om in de tropen te gaan fietsen. Indonesië, Maleisië, Thailand en Vietnam. Overal was hij geweest. Alleen met zijn fiets. De routes die hij toen reed, verkocht hij later aan mensen die in zijn wielsporen wilden rijden en hij begeleidde soms ook nog zelf zo'n reis. Mijn gedachten gingen terug naar de eerste fietsreis die mijn vrouw en ik samen met hem maakten.

In 1991 wilden mijn vrouw en ik eens een keertje in Zuidoost-Azië gaan fietsen. We wisten totaal niet wat zo'n fietsreis inhield en daarom kozen we een groepsreis onder begeleiding. Het werd Noord-Thailand. Fietsen door de Gouden Driehoek. We hadden veel goeds over dat land gehoord. Ik moest mijn vrouw nog wel overtuigen, want het 'goeds' dat we hadden gehoord was niet altijd in haar voordeel en wel in het mijne. 

De reis was onder begeleiding van Bert. We hadden een groep van achttien fietsers en vertrokken in november 1991 met onze fietsen verpakt in schuimplastic met het vliegtuig richting Bangkok. De vliegtuigen vlogen in die tijd nog gewoon naar de bestemming die was aangegeven, dus we kwamen daar ook aan. Na twee dagen van Bangkok te hebben genoten, vlogen we door naar Chiang Mai in het Noorden, want daar begon de fietstocht.

Het werd een geweldige tocht. We sliepen bij de Lisu, een bergstam in de buurt van Chiang Mai, we vierden Sinterklaas in Chiang Saen, een stadje op het drielandenpunt, waar Thailand grenst aan Myanmar en Laos, maar het grootste avontuur beleefden we in een klein kutstadje genaamd Phan.

Bert had ons van tevoren verteld dat Phan een stadje was met een 'leuk' hotel. Als Bert een hotel 'leuk' noemde, dan wisten wij al wel dat we niet op enige luxe hoefden te rekenen. Dat het echter zo erg was als die dag, wisten we toen nog niet.

Het was die dag 32 graden met een hoge luchtvochtigheid dus we kwamen na 75 kilometer bezweet aan bij het hotel. Onze zweetlucht was echter nog op geen meter van ons te ruiken. Er hing namelijk in en om het hotel een scherpe pislucht. We hadden echter geen keuze, want er was slechts één hotel in het stadje. Dat het hotel ook nog dienst deed als bordeel en gokhol merkten we later.

De kamers waren op de bovenverdieping. Daar was een grote hal met aan de voorkant van het hotel een veranda met wat zitjes. Aan weerszijde van die hal waren heel kleine kamertjes met eigenlijk alleen een bed en een kastje dat was gemaakt voor een pakje Durex en een flinke dildo, dus was er net genoeg ruimte op dat kastje voor mijn stuurtasje met mijn belangrijkste bezittingen. De zijtassen flikkerden we maar ergens naast het bed. We zouden toch de volgende morgen heel erg vroeg weg zijn.

Er stond een bed in het kamertje, maar dat nodigde niet erg uit om er te gaan slapen. Het was een peeskamertje en je kon aan de overtrek van het bed wel zien dat er behoorlijk vaak gepeest werd. Nu hadden wij lakenzakken bij ons, dus dat was geen probleem, maar we moesten nog wel even het stadje in om kussenslopen te kopen en dat lukte nog ook.

We waren net terug in het hotel en mijn vrouw was even naar de wc, die elders op de verdieping was. Ik zat op bed de kaart te lezen met de route van de volgende dag. Plotseling ging de deur open en kwam er een vrouwtje binnen. Ze ging bij me op het bed zitten en kneep zachtjes in mijn arm. Nu heb ik er geen bezwaar tegen als vrouwtjes zachtjes in mijn arm knijpen en ze mogen het ook nog wel op andere plaatsen doen, maar dit wezen was een kruising tussen een zombie en Marijke Helwegen zonder facelift. Ik kon haar met zachte hand naar buiten werken en vroeg me ondertussen wat voor mannen hier in het hotel zouden komen wippen. Horrorseks is niet echt mijn ding.

Die avond gingen we met de hele groep ergens in het stadje eten. Gelukkig is het eten overal in Thailand geweldig. Ook de kleinste stalletjes hebben heerlijke gerechten. Na het eten wilden we kijken of er een kroegje te vinden was om ons te bezuipen voor de nacht, want iedereen was het met me eens, dat je in dat bordeel alleen maar goed kon slapen als je flink dronken was. Maar ja, zo’n gehucht. Daar was natuurlijk geen kroegje.

We wilden net terug naar het hotel gaan, toen we even verderop muziek hoorden. Ik zeg muziek, maar als je in Thailand bent geweest zul je wel weten, dat het meer een beproeving voor je oren is. Het bleek echter een groot feest te zijn dat door de burgemeester van het stadje werd gegeven. De sheriff was ook aanwezig was. We mochten aanschuiven en kregen allemaal een bamboebuis in onze handen gedrukt. Wat nu weer, dacht ik. Totdat ik door had dat er vocht in de buis zat en een slokje nam. Eigen gestookte whisky, 80%. Ik wist meteen wie er die nacht heerlijk zou slapen. Op een gegeven moment stonden alle aanwezigen op en gingen zingen. Wij stonden ook op en dat vonden die mensen zo leuk dat we bij het afscheid ieder nog een bamboebuis vol met whisky meekregen naar het hotel.

Ik heb nog even op de waranda gezeten en naar de knipperende neonlichten aan de overkant van de straat gekeken. Het leek wel wat op een stadje uit een western. Er kwam ook ieder uur iemand met een staaf op de lantaarnpalen slaan om aan te geven hoe laat het was. Het werd steeds later en ik kreeg het met mijn bamboebuis steeds meer naar mijn zin. Zelfs de herrie uit het gokhol beneden, waar, aan het geluid te oordelen, net een valsspeler werd gewurgd, deerde me niet. De pislucht rook ik niet meer en alle lelijke vrouwtjes zagen er mooi uit. Ik weet niet hoe ik in bed ben gekomen, maar toen ik ’s morgens om zes uur wakker werd van de wekker, lag ik in de lakenzak en ik had fantastisch geslapen.

We zijn na die tocht door de Gouden Driehoek nog vaak in de tropen gaan fietsen, maar dan wel gewoon samen.