De brief: Ivo Opstelten

Luc van Lier buigt zich over het nieuws. Op dinsdagochtend een serie brieven aan Nederlanders die onderwerp zijn van de actualiteit. Vandaag een brief aan Ivo Opstelten.

Geachte meneer Ivo,

Wij politiemensen hebben het al moeilijk zat. Heel veel van onze ondersteunende collega’s verliezen hun baan. Dat werd bekend nadat was aangekondigd dat de banen van ruim vijftienhonderd ondersteunende medewerkers verdwijnen. Dat is een bittere pil, eentje die mijn sabel doet gloeien van woede.

Het is een schande, meneer Ivo, dat u tegelijkertijd het aantal vrijwilligers in de politiemacht wilt verhogen van 3000 naar 5000. Dat betekent dus, dat het werk van betaalde krachten wordt overgenomen door onbetaalde vrijwilligers.

Heel wat collega’s verliezen dus hun baan. Dat leidt tot armoede, en dus tot meer landloperij en andere criminaliteit. Misdaad die wij dan niet meer goed kunnen bestrijden, hier in het dorp. Want die vrijwilligers kunnen niets en hebben amper bevoegdheden. Zij zullen door de criminelen hier ter plaatse recht in het gelaat worden uitgelachen.

Het is mooi, dat onze vakorganisaties hebben bedongen dat de werving van die vrijwilligers wordt stopgezet. Dat betekent dat we die te werven vrijwilligers gelukkig niet op de bon hoeven te slingeren. Want het inpikken van de baan van een ander, dat is natuurlijk gewoon diefstal. Voor je het weet, zit de kerker onder het Gemeentehuis aan het dorpsplein vol met geboefte. Dat is voor onze Saar geen doen, koffie zetten voor al dat volk.

Dus meneer Ivo, ik verzoek u met klem om niet te bezuinigen op onze prachtige politiemacht, die waakt over de veiligheid in stad en land. Mijn stoere en bekwame collega’s zouden niet moeten worden vervangen door welwillende amateurs.

Met verschuldigde hoogachting,

Bromsnor