Corbusier: Michelangelo of Machiavelli?

Liepen we vorige week nog rond in een stad vol vieze straten, dampend en stinkend, overbevolkt en onbewoonbaar, deze week wandelen we verder met Le Corbusier door wat er volgens hem voor in de plaats had moeten komen. Het is een wereld van meetkunde, verhoudingen en regelmaat. Vorige week eindigden we bij de als kristallen fonkelende kantoortorens in de nieuwe wijk die het centrum van Parijs had moeten worden.

Le Corbusier [afgekort 'Corbu'] besefte dat je niet álles kunt vernietigen en had speciale plekken in zijn ontwerp uitgespaard voor mooie historische gebouwen. Die zouden als losse herinneringen aan het verleden, als openluchtmusea tussen de hypermoderne gebouwen in staan. Het maakte verder weinig uit of die relikwieën imitatie waren of niet, als ze architectonisch maar klopten. We gaan verder met Corbu's omschrijving van zijn nieuwe ideale stad:

Plan Voisin
Het Plan Voisin vs. hetzelfde gedeelte van Parijs anno 2013 

“In het midden [van de kantoortorens] staan we plots oog in oog met een charmante Gothische kerk, genesteld tussen rijen bomen: de veertiende-eeuwse St. Martin of de vijftiende-eeuwse St. Merry. Verderop ligt een nobel landhuis, daterend uit de heerschappij van Hendrik de Vierde, in wat ooit de wijk Marais was. Nu is het een club geworden en leiden paden van grind naar de ingang.”

“Een promenade voor voetgangers rijst met een glooiende helling tot een verdieping boven het straatniveau en strekt als een kilometer terrassen voor ons uit. Het wordt geflankeerd met cafés die in boomtoppen gehuld zijn en vanwaaruit de grond eronder bekeken kan worden. Een volgende helling leidt ons naar de tweede promenade, twee verdiepingen boven de eerste. Aan één kant is het een Rue de la Paix van de beste winkels, de andere kant geeft een onverstoord beeld op de stadsgrenzen. Een derde helling leidt naar een esplanade waaraan clubs en restaurants gegroepeerd zijn.”

Een oogverblindend spektakel van grandeur 
“We staan boven de vlakte met parken, een zee van weelderig groen onder ons. Charmante voorbeelden van architectuur steken boven de geronde vormen van de boomtoppen uit. Of het échte Renaissancegebouwen zijn of latere imitaties maakt niet veel uit in het kader van architecturele harmonie. En rechts en links, verderop en nog verder in de verte, steken die gigantische en majestueuze prisma's van pure transparantie er bovenuit, in een oogverblindend spektakel van grandeur, kalmte en blijdschap.”

De kilometers met drie verdiepingen van promenades zouden ruim opgezet, vol licht en openheid zijn, met veel groen erop geplaatst. Daardoor noemt Corbu ze 'moderne hangende tuinen van Semiramis, straten van stilte.' Een gigantisch kruis van (pas in de jaren twintig bedachte, dus zeer vooruitstrevende) snelwegen en een heel netwerk van ondergrondse metrotreinen zorgen voor het dagelijks aanleveren van 400.000 kantoorarbeiders. “Het werk wordt niet verricht in de voortdurende donkerte van vreugdeloze straten, maar in het volle daglicht en met een overvloed aan frisse lucht.” “Het uitzicht is één massa bomen, de stilte is absoluut, want waar zou het geluid vandaan kunnen komen?”

“Kijk daar! Die overweldigende colonnade die in de horizon verdwijnt als een oplossende draad, is een verhoogde autostrada waarop auto's bliksemsnel Parijs kunnen doorkruisen. Twintig kilometer ver staat dit viaduct bovenop paren van slanke pilaren. 's Nachts trekken voorbijrijdende auto's strepen van licht over de autostrada, strepen van licht als de staarten van meteoren die over de zomerhemel flitsen.”

Glinsterende, zwevende ufo's van dakterrassen 
“Tweehonderd meter boven de stad liggen enorme daktuinen bovenop de kantoortorens. [Corbu omschrijft een reeks aan aanwezige planten en bloemen.] Elektrische lampen schijnen een vredevol licht op de tuinen. De diepte der nacht maakt de overheersende kalmte nog dieper. Overal staan armstoelen. Er zitten groepjes mensen te praten, bands spelen, koppels dansen. En overal om hen heen zijn er de verheven gouden schijven van andere daktuinen die op dezelfde hoogte zweven. De kantoren zijn in donkerte gehuld, hun façades niet te zien. Van heel ver weg klinkt het rumoer van van de Parijse wijken die nog zijn ingebakken in de korst [van vroeger].”

“Wat je zojuist hebt kunnen zien was “De Stad” in de stad, het koortsachtig actieve zakencentrum. Het plan om dit in het hart van Parijs te realiseren is geen utopische vlucht van de verbeelding. Er zijn koude cijfers die de these ondersteunen. De enorme stijging in grondwaarde die het plan bewerkstelligt, zou miljarden Francs opleveren in de staatskas – het aankopen van een centraal deel van Parijs en het ontwikkelen aan de hand van een gecoördineerd plan betekent het scheppen van een immense bron van nieuwe rijkdom.”

“Dan zullen de straten zoals we ze kennen ophouden te bestaan. Dan zal de oude, provisorische noodoplossing van ravijnachtige, kruisende wegen niet langer worden getolereerd in woonwijken en zakendistricten.

- Le Corbusier”

Utopische droom of dystopische nachtmerrie? 
Als je Corbu's toekomstvisie van toen leest, zie je het recente verleden voor je. Die viaducten, daktuinen, snelwegen, transportsystemen, parken, kantoortorens, het waren een eeuw geleden ideeën die zo uit een science-fictionroman konden zijn gekomen, maar die nu in elke stad aanwezig zijn (en tegenwoordig vaker worden afgebroken dan nieuw gebouwd).

Op de omslag van een pocket over Corbu uit 1960, vijf jaar voor zijn dood, wordt hij de Leonardo van de Twintigste Eeuw genoemd. In die tijd werden er wereldwijd overal wijken en miljoenensteden uit de grond gestampt op basis van Corbu's ideeën, zoals hij die vanaf de jaren twintig samen met andere invloedrijke architecten ontwikkelde.

Nu, twee generaties na zijn dood, hebben mensen bij zijn visionaire wijken vol groen, ruimte en gebrek aan straten vooral negatieve connotaties. Corbu was een structo, voorzover dat al niet duidelijk was door het in de afgelopen columns omschreven plan voor de Moderne Stad, hij had een bloedhekel aan willekeurigheid. Zijn leven werd tot op de minuut ingepland, geen tijd verloren, altijd actief, altijd gezond, altijd op de top van z'n kunnen. Dus moest iedereen wel zo willen leven, toch? Tóch? Helaas.

Over de doden niets dan goeds? 
De Australische criticus Robert Hughes schreef over Corbu's plan voor Parijs: “De auto zou de menselijke straat afschaffen, en wellicht zelfs de menselijke voet. Sommige mensen zouden ook vliegtuigen hebben. Maar het ding dat helemaal niemand zou hebben, is een plek om tegen elkaar op te lopen, de hond uit te laten, te flaneren, één van de honderd willekeurige dingen die mensen nu eenmaal doen. Willekeur werd door Le Corbusier veracht. […] De bewoners offeren hun bewegingsvrijheid op aan de alomtegenwoordige architect.”

Wat na bijna vijftig jaar stadsafbraak en radicale stadsvernieuwing vooral blijkt, is dat de gemiddelde mens niet zit te wachten op de gigantisch opgezette wijken van Corbu. In plaats van je te wanen in een aflevering van Star Trek of op een verre planeet in Star Wars, voelen de hoge torens van staal, glas en beton aan als winderige, autoritaire, overheersende, anonieme, dreigende kolossen. De sfeer die het oproept is in deze herinterpretatie van Corbu's plan bijzonder goed voelbaar: bedrukt, Kafkaësk, Orwelliaans. 

De prachtparken raken zonder onderhoud overwoekerd, onveilig, donker, de perfecte setting voor misdadige zaken. De open galerijen in de flats moesten zorgen voor ontmoetingen, maar bleken eng anoniem: niemand wist of de mensen in de flat er woonden, of zich er wederrechtelijk toegang toe hadden verschaft. De boven de stad uittorenende autowegen zijn geen utopische banden van fonkelend licht, maar ontnemen kilometersver het uitzicht op de stad en creëren opnieuw een paradijs voor ongure bezigheden.

Geordende vrijheid of desolate dwangbuis? 
Waren we allemaal zo netjes en gestructureerd als Le Corbusier, dan zou zo'n stad misschien wel hebben gewerkt. Iedereen wil immers zon, ruimte, groen en frisse lucht om zich heen. Tegelijkertijd wil praktisch niemand kilometers moeten reizen voor één stom restaurantje, weer kilometers om in je kantoortoren te komen, weer kilometers om iets willekeurigs als een uitlaatveldje of een speelgoedwinkel te vinden.

Le Corbusiers stad is een anonieme, gigantische machine waarin alles lijkt opgezet met het oog op totale vrijheid, maar waarin de burger feitelijk gedwongen wordt in reis- en leefpatronen die de architect zo voorzag – een architectonische dwangbuis. De toon van zijn verhaal in de afgelopen stukken zegt alles: hij ontwierp bepaalde zaken, gaf er zijn eigen interpretatie aan en dacht dat die interpretatie automatisch zou worden gedeeld door de bewoners. Een wereld gestript van romantiek en willekeur, aangelegd volgens kille principes van meetkunde, uniformiteit, doelmatigheid en anonimiteit.

Wonen, werken, consumeren en recreëren lopen in moderne stadsontwerpen weer dwars door elkaar heen, na decennialang rigoureus opgedeeld te zijn geweest. De architecten van toen staan vaak lijnrecht tegenover de architecten van nu – zoals zijzelf ooit radicaal waren met het inluiden van een nieuw tijdperk van futuristisch bouwen, zo is terugkeren naar het verleden nu weer de trend. In Dublin werd een oude straat platgegooid om er een enorm kantoorcomplex neer te zetten. Toen dat complex recentelijk werd herontwikkeld vroeg de oorspronkelijke architect aan de herontwikkelaar: “Hoe zou je het liefst aan de slag gaan?” De jongere architect reageerde dat hij “de gebouwen zou vernietigen en vervangen door zeventien volledig gerestaureerde Georgiaanse huizen.”

Nu: wederopbouw van het verwoeste verleden 
In Rotterdam, Utrecht, Amsterdam en praktisch alle andere steden zijn overal plannen in ontwikkeling en/of uitvoering met diezelfde gedachte: de anonieme kolossen van de Twintigste Eeuw weghalen en opnieuw neerzetten wat er al stond, of in elk geval gebouwen die goed op de omgeving aansluiten. Sommige ideeën van Corbu en kornuiten zijn gebleven – de Vijf Punten uit het vorige stuk, de nadruk op licht, glas, groen, maar zoals zo vaak waren de modernisten in opzet en uitvoering iets te radicaal.

Het afschaffen van de straat bleek geen goed idee. We wíllen tegen elkaar oplopen, we verlangen naar de chaos en hectiek van de stad, de willekeur van cafeetjes naast huizen, huizen boven winkels, winkels naast kantoren, de romantiek van steegjes en oude straten, de kleuren en geuren van een pulserende stad die al eeuwen of millennia niet tot stilstand is gekomen. En die uitgestrekte open ruimtes, rijen en rijen flats zo ver als het oog kan zien, zonder onderbrekingen van het gezichtsveld? Ook al geen goed idee, maar dat werd pas veel later ingezien.

De Brusselse Grote Markt, de Amersfoortse Hof, de Amsterdamse Dam, de Utrechtse Neude – historisch meten stadspleinen meestal hooguit een hectare. Dat heeft een reden die even koud-wetenschappelijk is als Corbu's denkwerk, maar die juist de menselijke maat in oog houdt. Uit onderzoek blijkt namelijk dat een gemiddeld menselijk stel ogen een zichtsveld heeft van honderd meter breed en honderd meter diep. Binnen die afstanden kunnen we zien wat er gebeurt en wie er loopt, zonder te hoeven turen of gissen en zonder het overzicht te verliezen.

De grote open vlaktes van moderne architectuur voelen daarom onveilig aan, anoniem, winderig, kil – het Alexanderplein in Berlijn is daar een uitstekend voorbeeld van. Tegenwoordig houdt men juist weer rekening met de menselijke maat en wordt bijvoorbeeld datzelfde Alexanderplein weer 'verkleind', door middenin een nieuwe serie gebouwen neer te zetten die het plein in tweeën delen. Toch is het plein ook nu nog aan de grote kant.

In 1928 werd het Congrès International d'Architecture Moderne (CIAM) opgericht door 28 van de invloedrijkste architecten in de wereld, waaronder Le Corbusier, Berlage, Moser, Rietveld en (later) Gropius. Aan de hand van (vooral) Le Corbusiers ideeën zou het CIAM tot eind jaren vijftig een generatie lang de stadsontwikkeling domineren. Het verhaal van een hele generatie architecten die ook bij leken wereldwijd bekend zijn en die na WO2 effectief zorgden voor een transformatie van het stadsleven, een transformatie die heden ten dage vaak weer (deels of volledig) wordt teruggedraaid, is echter een aparte column waard.

Bronnen: 
– Wiki-lemma: “Congrès International d'Architecture Moderne” (en)  
– Wiki-lemma: “Le Corbusier” (en) 
– Wiki-lemma: “Le Corbusier” (nl) 
– Fondation Le Corbusier: “Plan Voisin, Paris, France, 1925” (en) 
– Verschillende retrospectieve documentaires over moderne architectuur; deze komen later aan bod.