Socialbesitas

Is er een award voor het lelijkste woord van het jaar? In dat geval suggereer ik bij dezen 'socialbesitas'. Hoewel de verslaving die de term beslaat zeer wel bestaat, moet het woord één van de lelijkste samentrekkingen zijn die we ooit hebben verzonnen. Socialbesitas, zo meldde een tv-reportage afgelopen week, is een te grote afhankelijkheid van moderne media als Facebook, Twitter, diverse blogsites, Whatsapp en wat niet al. 

Verslaafd aan Facebook ben ook ik een tijdje geweest. Of nou, verslaafd – ik voldeed in elk geval aan de kenmerken die de reportage noemde. Constant in de gaten houden of er iemand iets liket of becommentarieert. Vaak 'in real life' bedenken of iets Facebookwaardig is of niet. Of 'men' het gaat liken of niet. Al snel begonnen de vele keerzijden van dit fenomeen de kop op te steken. Sindsdien gebruik ik Facebook steeds minder en post ik nog nauwelijks updates.

Ten eerste wil Facebook net iets te graag alles van je weten. Favoriete films, boeken, artiesten en albums, een tijdlijn van je hele leven – ik snap heel goed dat al die data heel veel geld waard zijn en dat, indien het mogelijk was, Facebook je gedachten zou willen lezen, maar het is een bewuste keuze of je erin meegaat of niet.

De nieuwe South Park (voor fans: seizoen zeventien is begonnen) maakt dit punt uiterst duidelijk: wie niet wil dat bedrijven, overheden, geheime diensten en wie of wat dan ook z'n hele digitale leven volgt en opslaat (dat gebeurt nou eenmaal en masse), moet ervoor zorgen dat er überhaupt geen data aangeleverd worden. Als ik zou uitleggen hoe de aflevering perfect in deze column past, zou ik teveel spoileren, dus ga 'm vooral kijken (S17E01).

Daarnaast merkte ik iets wat een hoogleraar op tv opmerkte: “Je Facebookvrienden en -likes komen je niet helpen met verhuizen.” Niet altijd letterlijk wellicht, maar het punt klopt: de likes, comments en shares die je krijgt hebben slechts de waarde die je er zelf aan toebedeelt. Een te grote afhankelijkheid komt puur uit een drang om niet alleen te zijn. Deel van een geheel. Dat dat geheel één groot luchtkasteel is, maakt blijkbaar niks uit.

Ja, ik heb een Last.fm, een YouTube-account en nog wat andere zaken, maar die zijn puur voor privéplezier bedoeld. De rest van de social media probeer ik zo weinig mogelijk te benutten – niet omdat anders mijn data gestolen worden, maar vooral omdat het, zoals Sheldon in de Big Bang Theory treffend verwoordt, het menselijk contact vervangt.

“Als het aan mij zou liggen”, zeg ik vaak tegen wie het ook maar wil horen, “gingen we terug naar een tijd waarin telefoons alleen konden bellen en sms'en. Of beter nog, waar niemand een mobiele telefoon heeft en een afspraak om vier uur op het station gewoon vier uur in of voor de stationshal betekent.” En dat meen ik. Als men iets van mij nodig heeft of contact met me zoekt, sms of bel dan maar.

De horror van Whatsapp, groepschats en sociale druk (“Ik zie dat je mijn bericht al hebt ontvangen en gelezen! Waarom reageer je niet!”) laat ik maar onbesproken, dat is een heel boek waardig. In een ideale wereld zouden we gewoon met brieven communiceren. Mensen van mijn generatie kunnen meestal het aantal brieven die ze ooit hebben ontvangen tellen op één hand, waarbij de meesten geen enkele vinger hoeven opsteken.

Het beste blijft écht contact. Nadat de aanvankelijke computergekte van de eighties en de internetgekte van de nineties de revue passeerden, hadden we in de afgelopen vijf tot tien jaar een social mediagekte. Steeds meer mensen zien in dat internet ten dienste van, niet ter vervanging van het leven moet bestaan.

De mens is een groepsdier en het sociaalste wezen dat tot dusver op deze planeet is geëvolueerd. We zouden er goed aan doen om collectief gehoor te geven aan onze genen en Facebook, Twitter, Whatsapp en al die andere tijdrovende, ergernis wekkende en menselijk contact vervangende zaken de deur uit te doen.