Ik wil ook huilen!

“Mijn doel is om op commando te kunnen huilen”. Dit zei een improvisatieacteur een tijd geleden tijdens een van de eerste trainingen van het jaar, waarin de persoonlijke leerdoelen besproken werden. Er werd her en der wat gelachen, maar iets verderop zat iemand met een heel bedenkelijk gezicht. Toen hij aan de beurt was, leek hij heel afwezig. “Wat ben je aan het doen?” “Ik concentreer me om te huilen, maar ik kan er verdomme geen traantje uitpersen.” Gelach. En nu wil ik hetzelfde. Huilen op commando, op een podium. Het lukt niet. Nog niet.

Thuis ben ik echt een debiel. Ik hoef maar een willekeurig filmpje te kijken, of de tranen stromen over mijn wangen. Een huwelijksaanzoek, een broer die met zijn zus danst op haar bruiloft ter vervanging van hun pas overleden vader, de openingsscène van Lord of the Rings, de eindscènes van Lord of the Rings, All you Need, de mongolen die elkaar bij Vermist terugvinden, de vriendschap tussen een hond en een olifant. Ik zou bij wijze van spreken nog bij een tamponreclame kunnen janken.

Als ik luister naar verhalen van de grote acteurs – niet de uien- of oogdruppelacteurs – dan vertellen ze dat ze denken aan iets wat hen heel droevig heeft gemaakt. Het eendje dat ze met de hand hadden opgevoed en het toch niet redde, een broer die is overleden in een of andere oorlog ver weg. Heel verdrietig. In mijn persoonlijke leven hoef ik niet diep te graven om iets naar boven te halen wat mij intens verdrietig maakt. Waar een dode moeder wel niet goed voor is! Een begrafenisgezicht kan ik op commando trekken en het is nog geloofwaardig ook. Maar huilen? Ho maar!

Waar zit toch die knop in mijn hoofd om een tranendal aan of uit te zetten? Het overkomt me. Het gebeurt als ik alleen ben of met iemand anders waar ik me vertrouwd voel. Dat zijn de momenten dat ik het op voel komen en me eraan over durf te geven. Behalve die keer dat ik vriendlief van tevoren verklapte dat ik het bij de eindscènes van Lord of the Rings nog nooit droog had gehouden, en hij steeds vroeg: “Is dit het moment?” … “Is dit die scène?” … “Moet je al een traantje laten?” Behalve dat ik hem wel over het balkon kon gooien, leverde het niet veel op. Het bekende prikkelende gevoel achter mijn ogen liet mij in de steek.

“Je mag niet huilen.” Misschien speelt dat stigma diep van binnen een grote rol. Maar ik wíl verdomme huilen! Op het podium, voor een vol publiek. Om te laten zien dat ik het meen. Eén keer kwam ik heel dichtbij. De improvisatieacteur die het doel had om op het podium te huilen, speelde een zeer indringende scène over euthanasie die me altijd bij zal blijven. Geen grap, geen lach. Bloedserieus. Doodse stilte voor een verhaal waarvan ik wist dat het voor hem misschien ooit werkelijkheid zou worden. Het was verschrikkelijk aangrijpend. Hoe het afliep weet ik helaas niet. Achterin de zaal liep ik weg, snikkend, mijn gezicht vol tranen. Ik was er zó dichtbij, maar ik geef niet op: eens lukt het ook mij om aan de goede kant van het publiek een echte traan te laten vallen.