Clubliefde

Clubliefde. Nico Dijkshoorn heeft geen flauw benul van wat het is. Dat zijn niet mijn woorden, dat zegt hij zelf. Hij denkt dat het iets te maken heeft met individuen die zich laten leiden door oerdriften en rond voetbalwedstrijden graag elkaar de hersens inslaan. Clubliefde kent Nico niet. Er is geen enkele club die hij meer een warm hart toedraagt dan een andere. Als Nico in het echt voetbal gaat kijken, dan doet hij dat wel altijd in Amsterdam. Maar niet uit liefde voor de plaatselijke club. Waarom dan wel? Geen idee. Omdat het dichtbij is misschien? Welke club dan wint of verliest, maakt Nico geen reet uit. Onafhankelijk van wie de tegenstander is. Het enige wat Nico wil, is getrakteerd worden op prachtig voetbal.

Dat kan natuurlijk. Je kunt er ook anders over denken. Ikzelf bijvoorbeeld woon ook in Nederland maar niet in Amsterdam. Nico noemt dit deel van ons land 'de provincie'. Ik dacht dat we er twaalf hadden. In de provincie speelt mijn club, of beter gezegd: onze club. Onze club is een nogal bonte verzameling van mensen. Er is altijd een hoop te doen. Men is het vaak met elkaar oneens en er is vrijwel altijd consternatie over menig onderwerp. Dat varieert van de wedstrijdopstelling en de strategie van de trainer tot het bier van de catering en de roddels in de bestuurskamer. Het is er zeker niet perfect, maar het is wel mijn thuis. Lief en leed delen we hier met elkaar. En dan vooral de oneindige liefde voor onze club.

Op mijn vijftiende werd ik voor het eerst door een vriendje meegenomen naar een thuiswedstrijd, toen nog in het oude stadion. Ik was meteen verkocht. Drieëntwintig jaar later heb ik nog steeds een seizoenskaart. Ik heb twee zonen en de oudste mag de thuiswedstrijden die overdag gespeeld worden al met mij mee. Onze club is nu al helemaal zijn club.

Het liefst zie ik ons clubke alles winnen. Helemaal als er een reus op bezoek komt. Uiteraard zien we graag mooi aanvallend voetbal, onder het genot van een pilske, gewoon op de tribune. Maar ook met een lelijke, onverdiende winst zijn we blij in de provincie. Alle punten die we pakken zijn het waard om gevierd te worden. Ieder doelpunt is er één.

Ook mijn club kent tijden waarin het minder gaat. Sportief en financieel. Het seizoen is net een paar weken begonnen en zo beroerd als nu hebben we er lang niet voorgestaan. Tering, wat een bende. We zijn straatarm. Alle theezakjes moeten drie keer gerecycled worden en de boekhouder schraapt het gruis van de muren om dit voor veel geld in het nachtleven te verkopen. De directeur is er tussenuit geknepen omdat de ellende niet is te overzien. We hebben nog geen enkele pot weten te winnen. Het doet niks af aan de liefde die ik met mijn voetbalmaatjes voor onze club deel. Volgende week staan we er weer met zijn allen. En ook de rest van het seizoen, zelfs als het nog erger wordt dan nu, of als we degraderen. Ik hoop uiteraard dat het nooit meer gebeurt. Maar als het toch zo moet zijn: boeiend, we komen wel weer terug. Ik heb in 1993 en in 2000 al eens tranen van geluk staan huilen, onder het oranje licht van stadionfakkels op de Grote Markt. Misschien gebeurt dat in de toekomst nog wel eens. Sta ik daar, samen met mijn zonen, geschiedenis in wording mee te maken. Erg hoor.

Nico is uitgenodigd om eens een wedstrijd vol passie en clubliefde te komen bijwonen, bij ons in de provincie. Gewoon voor de gezelligheid. Niet om hem te overtuigen van clubliefde. Ik kan het niet eens uitleggen. Het is er gewoon, net als de liefde voor je vrouw en kinderen. Ik trakteer, dat is inclusief pilske. Met een beetje geluk worden we nog getrakteerd op prachtig voetbal ook.