Gods Evenbeeld

Ik ben de afgelopen periode op vakantie geweest. Ik zat ergens in de zon op een plek waar wij Nederlanders prima met buitenlanders om kunnen gaan te reflecteren op mijn nieuwe bestaan als BN'er (want dat zijn columnisten toch ook een beetje?) en vroeg me af waar ik over moest schrijven. Vele zaken passeerden mijn hoofd, die meestal in elk geval op dat moment actueel waren. Uiteindelijk besloot ik dat ik mijn analyse zou geven van sociale omgangsnormen; hoe dezen gevormd worden binnen de eerste levensjaren en hoe men vervolgens in een veroordelend stramien komt. Ik had in mijn hoofd al een complete opzet gemaakt met keigoede grappen. Echter, teruggekomen van vakantie kroop ik achter mijn laptop om jullie weer tevreden te stellen met een analyse van ongeveer één a4'tje, maar mijn brein produceert niet op commando, dus het was weer net alsof ik op de middelbare school zat en huiswerk moest maken. Als ik vroeger tegen mijn ouders zei dat ik huiswerk ging maken, betekende dat, dat ik op mijn kamer met één sok uit en mijn broek op mijn enkels aanschouwde hoe een Duitse dame enkele pinten mannelijk vleesvocht consumeert, onderwijl haar muschi vakkundig verbouwd wordt.

Na twee uur van van dit bood het mij nog steeds geen soelaas, dus ik trok mijn sok weer aan. Ik kon maar één ding concluderen: Jullie, lieve lezers, zijn die Duitse gewillige slet. En ik ben één van die mannen die jullie moet bevredigen. Maar ik zou geen man zijn als ik me zou laten leiden door wat jullie willen. Die gedachte bood mij troost. Jullie hebben maar te slikken wat ik produceer. Ik heb mijn stijl in elk geval nog niet gevonden en daarom gaat vandaag alweer het roer om. Mijn eerste column was een rant, mijn tweede een analyse van hebzucht, en vandaag een gedachtegang zonder uitgangspunt en conclusie. Deze gedachtegang kwam naar aanleiding van de bekende vraag of de Mens is geschapen naar "Gods Evenbeeld", of andersom:

Het bewustzijn is geëvolueerd. Het vindt haar oorsprong in de evolutie in het niets en daarom is “(zelf)bewustzijn” desoriënterend. Je perceptie is per definitie subjectief en je zal daarom je hele leven met vragen zitten. Iedere vraag komt voort uit het subjectieve en streeft naar het objectieve. Je subjectiviteit zoekt objectiviteit en vindt dat wanneer hetgeen dat je waarneemt past binnen datgene wat je al weet; je wilt het begrijpen. Omdat er bij mensen een instinctieve drang is om alles wat je waarneemt te begrijpen, moet het ingekaderd zijn. Immers, de capaciteit van onze hersenen is niet in staat om het universum in al haar complexiteit te begrijpen. Een kader om het te grote “onbegrijpelijke” te kunnen behappen is het antropomorfiseren hiervan. In de polytheïstische tijden waren de goden antropomorfismen van de natuur. Naarmate ons begrip groeide, groeide ook de complexiteit van onze goden. Desalniettemin heeft God altijd de gedaante van de mens gehad. Of op zijn minst de gedaante van een dier. Dit hebben we nodig. Om het (oneindig) grote “onbegrijpelijke” te kunnen begrijpen, moet het aansluiting kunnen vinden op onze eigen subjectieve waarneming. Immers, als het begrepen is, hoeft er niet meer over nagedacht te worden. Dit voorkomt energieverspilling die anders beter besteed had kunnen aan het vergaren van voedsel. Misschien is het zelfs een vorm van zelfbescherming, omdat het eindeloos denken over vragen waar geen antwoord op is letterlijk gekmakend is.

Het is geruststellend om te ervaren dat je subjectieve en het “objectieve” op elkaar lijken. Deze geruststelling komt voort uit het “kunnen afsluiten van een vraagstuk”. Bij vragen waarop geen antwoorden te vinden zijn, maar wel continu aan bod komen, moet er een manier van omgang gevonden worden voor deze desorienterende werking. Godsbeelden worden doorgaans altijd aangereikt. Ouderen denken erover na en geven het door aan de jongeren. Voornamelijk bij sjamanistische geloven is dit van belang. Door deze overleveringen, die vaak verbaal zijn, is een sjamanistisch geloof erg dynamisch. Echter, hierdoor is het ook een stuk zwakker dan gedocumenteerde geloven. Wanneer een geloof gedocumenteerd wordt, wordt het statischer. Dit heeft als gevolg dat bij een ontmoeting van deze twee verschillende uitingen van hetzelfde de statische “wint”.

Een bijzonder fenomeen dat gepaard gaat met de groei van wetenschappelijke output, is de groei in het atheisme. Dit zagen we in de Renaissance, maar nog beter in de laatste decennia. Het lijkt erop dat onze welwillendheid om onszelf te zien in het eeuwige onbekende wordt vervangen door een hoop of verwachting dat de antwoorden wel komen. In zekere zin maakt dat het begrip “hoop” een stuk meer inherent aan het atheisme, dan aan het religieuze. Ironisch, nietwaar? En die analyse van sociale omgangsnormen houden jullie nog van me tegoed.