Een museum voor twee

Het Rijks gaan we natuurlijk doen, dit jaar nog, maar wanneer we even een paar uurtjes vrij hebben gaan we graag naar kleine musea. Grotendeels gerund door enthousiaste vrijwilligers. Deze keer vonden we dat het Zilvermuseum in Schoonhoven aan de beurt was. De weg erheen is een van de ritten die ik graag per motor maak, veelal binnendoor, autowegen hoeven niet zo van mij.

Schoonhoven is een prachtig oud stadje. Parkeren doe je overal gratis, ze hebben blijkbaar geld genoeg daar. Het museum is gevestigd in een oude kazerne, middenin de stad. Zware eiken balken dragen de hogere verdieping. Men heeft niet de moeite genomen om de plekken op de balken waar vroeger een muur onder stond bij te schilderen. Ik kom zelf uit de restauratiewereld en zou dit niet hebben aangedurfd, maar het resultaat is fraai en authentiek. We waren een kwartiertje te vroeg, dus eerst maar even koffie. Om tien uur gingen we naar de eerste verdieping waar de werkstukken van leerling zilversmeden zijn uitgestald. Nou, die examenstukken zijn bepaald geen sinecure. De grootste leek kan zien dat er heel wat vakmanschap en artistiek vermogen in zit voordat je iets goeds hebt gemaakt.
Schitterend, in één woord.

Een verdieping hoger vergaap je je aan het vakmanschap uit vroegere tijden. Met name het bekende bedrijf uit Zeist, Van Kempen en Begeer heeft zeer veel bijgedragen aan de grote, vaste collectie. Ook alle oude technieken die werden gebruikt komen aan bod, van erts tot gereed product. Net als bij vele andere ambachten lijken de werktuigen mij veel te groot en te lomp om zulke prachtige, verfijnde werkstukken te maken. Maar ze deden het toch. Bij de uitgang hoorden we dat we bij vier bezoeken aan musea in de buurt, waaronder het Zilvermuseum een ets zouden krijgen. Dus twee stempelkaarten gevraagd en het eerste stempeltje laten zetten. Mooi, die dag konden we vast nog wel ergens terecht voor nog een stempel. En dan volgende week weer een dagje eropuit. Toen we het museum uitliepen kwamen juist de volgende gasten binnen. We hadden dus het hele museum voor onszelf gehad.

We gingen een hapje eten in de Waag, een gebouw uit 1617 met een overhangend dak, zodat we lekker in de schaduw zaten. Iedereen is aardig en voorkomend, van de stadse haast en drukte is hier niets terug te vinden. We namen de pont naar de andere kant van de Lek en reden langs de dijk naar Groot-Ammers. Daar doken we de Alblasserwaard in, langs een brede vaart met zeker acht oude windmolens naar Brandwijk. De hele Waard heeft windmolens, maar in Kinderdijk, helemaal aan de westpunt staan de meeste. Mijn vrouw viel van de ene verbazing in de andere, het is daar ontzettend mooi. En rustig. Ze begint steeds beter te begrijpen wat ik zoal uitspook als ik een dagje ga motorrijden.

We namen de pont terug de Lek over en sukkelden naar Haastrecht, vlakbij Gouda. Daar zijn twee van de andere musea te vinden, het derde staat in Krimpen. Het ene museum in Haastrecht heeft een nogal intrigerende naam: Museum Bisdom van Vliet. Kom, dachten we, we laten ons verrassen. Het adres bleek bij een groot herenhuis te passen. Een bordje gaf aan dat we op het juiste adres waren maar de deur was dicht, ondanks het feit dat het museum geopend moest zijn. We belden aan en werden vrijwel onmiddellijk verwelkomd door een dame. Onze museumjaarkaart bleek geldig.

Achter dit museum zit een heel verhaal. Na de introductie door de dame die ons opendeed ben ik thuis het internet op gedoken. Het blijkt het familiehuis te zijn van den naamgeefster, Paulina Bisdom van Vliet. Zij leefde van 1840 tot 1923 en heeft bij testament bepaald dat het hele huis moest worden gelaten zoals het was toen zij overleed. Ze was getrouwd met Johan le Fèvre de Montigny die burgemeester werd van Haastrecht maar al op 41-jarige leeftijd overleed. Na zijn dood heeft Paulina zich gewijd aan de verheffing van het Haastrechtse volk. Ze financierde de bouw van een kerk en van een muziekschool en liet zich op allerlei manieren in met het wel en wee van het dorp.

Het hele huis staat vol met familiebezittingen, voornamelijk uit de 19e eeuw, maar ook van veel vroegere datum. De familie was uiterst vermogend en had zich aan het eind van 17e eeuw aldaar gevestigd. De eerste bewoner plantte in 1694 een rode beuk in de achtertuin. Die staat er nog steeds. Als u wilt weten hoe reusachtig groot een beuk van bijna 320 jaar oud is moet u echt eens gaan kijken. De voortuin is nu een park en wordt van het huis gescheiden door de provinciale weg. Je kijkt echt je ogen uit, in dat huis. Paulina heeft haar zin gekregen: er is absoluut niets veranderd in de 90 jaar na haar dood. Nog geen wandbordje is verhangen, alles is nog exact zoals het was. De inventaris deed ons algauw duizelen. Het zilver alleen zou al een half museum vullen. Porselein? Serviezen van 300 stuks, een Meissen servies van 150 stuks. Het personeel kreeg aan het eind van het jaar een bonus als ze niets hadden gebroken.

Ook de geur van het huis is authentiek: zwaar en stoffig. Het is overal nogal donker, want daglicht is niet goed voor kunstwerken. We hadden geen tijd meer om verder dan de begane grond te gaan, dus binnenkort gaan we zeker terug. Hoe werd er geslapen, gebadderd, gekookt? Hoe was de behuizing van het personeel? Het meest bijzondere aan dit museum is dat slechts een zeer beperkt aantal mensen tegelijk wordt toegelaten. Men zou zich kapot schrikken van een bus vol dagjesmensen.

Dat wij daar de enige bezoekers waren is dus geen toeval. Maar dit was al de vierde keer dat we dit meemaakten: in het Stadsmuseum van Almelo, het Oorlogsmuseum in Vught en het Zilvermuseum van Schoonhoven waren wij ook de enigen. En dat is echt te zot voor woorden. Het ene museum is mooier en interessanter dan het andere, maar vier keer zoiets in een jaar, op verschillende plaatsen en verschillende collecties, dat vinden wij idioot. Wat zit daar achter? Was dit toeval, of is er zoveel malaise in dit wereldje? Voor het geld hoef je het niet te laten, je tikt een paar euro af en je bent een paar uur van de straat. En hebt een paar leerzame uurtjes.

Wie kan daar zijn of haar licht over laten schijnen? Ik ben benieuwd.