Vrachtwagenchauffeurs zijn klootzakken

Ik ben geen vechtersbaasje. Echt niet. Maar deze vrachtwagenchauffeur liet me geen keus. Ik was woest, ben hem gevolgd, en heb hem een verschrikkelijke knal op zijn harses gegeven.

Nou ja, misschien maak ik het verhaal nu iets spannender dan het was, maar ik was wel kwaad. Mij een beetje afsnijden op een dubbele rotonde. Bewust het gaatje dichtrijden zodat ik niet kan invoegen. Mag niet. Mag gewoon niet. Ik besloot hem te volgen. Ik zou hem inhalen waar het kan en dan tergend langzaam gaan rijden. Hij etteren, ik etteren.

Dat inhalen werd lastig. Meneer had de vaart er flink in. En ineens was hij op de plek van bestemming. Een groot terrein waar tientallen andere vrachtwagens werden beladen. Daar stond ik tussen. Mijn Zafira leek een speelgoedautootje. Ik kon nog terug. Wat deed ik hier? Nee, ik ga niet terug. Ik ga verhaal halen.

Ik tril. Woede of angst? Of allebei. “Vond je dat normaal wat je deed?”, begon ik. Hij was met z’n collega aan de praat, half hangend uit de cabine. Agressief opende hij zijn portier en stapte uit. Ik lette vooral op zijn armen. Ik moest hem blokken als hij uithaalde. Dat deed hij niet. Wel ging hij vlak voor me staan. “Jullie denken altijd maar dat jullie overal tussen kunnen. Weet je wel hoe schijtziek ik daar van word?” “Jullie? Ga je nu alle automobilisten over één kam scheren? Het was levensgevaarlijk wat jij op die rotonde deed.” “Lul niet, je had gewoon achter me moeten blijven, als ik rem, duurt het een eeuwigheid voordat ik weer op snelheid ben.”

Het werd een welles-nietes-spelletje. Hij was alle automobilisten zat, ik alle vrachtwagenchauffeurs. Gingen we niet uitkomen. Hij had dat als eerste door en beloofde beter uit te kijken. Waarschijnlijk had ie meer zin in een balletje gehakt dan dit oeverloze geouwehoer met mij. Hij strekte zijn arm uit, ik schudde hem de hand en vertrok. Vrachtwagenchauffeurs zijn klootzakken. Maar je kunt er best even mee praten.