Oude Mannetjes

Geregeld zie je ze voorbij schuiven: oude mannetjes. Oude mannetjes met hangende schouders, oude mannetjes die met bibberende handjes de laatste stuiver uit hun portemonnee willen halen terwijl er een enorme rij achter hen staat, oude mannetjes die net niet grappige grapjes maken tegen wildvreemden waardoor zij iedereen met lichte verbazing en veel medelijden achter zich laten. Oude mannetjes zijn de grootste ergernis en de grootste hilariteit in onze maatschappij. Dit is hun verhaal.

Oude mannetjes zijn eerst jonge mannen geweest. Mannen die trots waren op hun werk, vaders die op zondag het vlees kwamen snijden, mannen met een heel netwerk aan collega’s met wie ze veel samen konden lachen. Thuis probeerden zij er wel voor hun gezin te zijn, maar als hoofdkostwinner was dat niet altijd makkelijk. Na een veertigurige werkweek was het gewoon fijn om thuis even tot rust te komen. Kastjes ophangen deed de buurman wel, vrouwlief maakte het huis netjes en de kinderen lagen als het goed is al op bed. Oude mannetjes waren eens gerespecteerde jongemannen.

Iedere werkende man vreest toch voor dat ene omslagpunt waarop hij op de pensioengerechtigde leeftijd komt. Na het toppunt van zijn carrière had hij vele dromen. Die ene coole auto zodat alle jonge vrouwen naar hem keken, de wereldreis met zijn eigen vrouw, het kopen en opknappen van dat tweede huis in Frankrijk. Maar de realiteit is sneller dan de oude man. Het pensioen is niet wat het geweest is, zodat er toch nog bezuinigd moet worden op die dure auto. Zijn eigen vrouw is niet meer dat jonge ding van vroeger, waardoor de zonvakanties in aantrekkelijkheid net zo hard achteruitgaan als het lijf van zijn vrouw. En klussen? Dat doet hij zeker, maar dan in zijn eigen huis. Het lijkt wel of zijn vrouw haar leven lang klusjes voor hem heeft opgespaard, tot hij met pensioen ging.

Kastjes ophangen lijkt een eitje, maar de studeerkamergeleerde en de oude managers die alleen maar weten hoe zij anderen dit soort klusjes moeten laten opknappen, hebben het er moeilijk mee. Logisch gezien weten zij wat er nodig is: een kastje, een boor, wat spijkers, dat soort klusmateriaal. Maar wie in het huis van een gepensioneerde theoreticus thuiskomt, weet dat er alleen maar zo veel schilderijen aan de muur hangen, omdat ze alle scheefgeboorde gaten in de muur moeten verhullen. Het bezoek zit vaak angstig op de bank zodra zij horen dat het oude mannetje het schilderij boven hun hoofd heeft opgehangen. Het is gewoon een kwestie van tijd voor het opnieuw neerkomt.

Dus dan wordt de oude man maar door zijn vrouw erop uitgestuurd om wat te doen te hebben, zodat hij haar niet de hele dag voor de voeten loopt. Praatjes maken met kassameisjes, ondeugende kinderen toespreken, boodschappen op de auto laten staan bij het wegrijden. Hij doet het niet opzettelijk, maar het gebeurt gewoon. De oude man probeert zo hard aan zijn nieuwe omgeving en nieuwe vrijheid te wennen, dat hij niet weet waar hij het zoeken moet. Het is als een koe die na een lange winter voor het eerst weer de wei in mag: hij weet van gekkigheid niet hoe hij het heeft. En intussen voelt hij alle meelijwekkende blikken op zijn schouders prikken, want hij weet dat hij het niet doet zoals het hoort.

Eens was hij de man, maar eenmaal thuis zoekt deze trotse werknemer iets nieuws waar hij goed in is. Niet het sorteren van de was. Niet de klusjes in huis. Het is ook niet het in één keer halen van alle boodschappen die op het lijstje stonden. De oude man doet echt zijn best, maar het is niet eenvoudig om in één keer alle taken goed te doen waar zijn vrouw al jaren in geoefend is. En dus loopt hij maar weer naar buiten, om even met zijn hangende schoudertjes een praatje te maken en te vluchten van de vrouw die hem de hele dag voor nutteloos uitmaakt. Want wat kan hij nu nog, nu hij zijn eigen werk niet meer kan uitvoeren? Het oude mannetje loopt verder. Zijn schouders hangen, want hij weet dat niemand de jongeman in hem ziet die hij ooit was.