De oorlog in mij

Ik geef het toe: ik ben bezeten door de Tweede Wereldoorlog. Het hele jaar door lees, kijk en beleef ik van alles wat over dit vreselijke tijdperk gaat. Vanaf eind maart leef ik helemaal op met alle extra aandacht van de omroepen over dit thema. Er is geen informatieve aflevering op Uitzending Gemist die ik niet heb gezien. Ik bén de Tweede Wereldoorlog. Ik ben de Duitse vader in Halberstadt. Ik ben het ondergedoken Joodse meisje. Ik ben de Amerikaanse soldaat op een strand, duizend mijlen van huis. Ik ben de Nederlandse meeloper. Ik geniet, maar ik voel me tegelijkertijd ontzettend schuldig.

De Tweede Wereldoorlog lijkt wel de meest beschreven, verfilmde en uitgemolken oorlog in de geschiedenis. Oorlog is emotie. Fuck de tanks, vliegtuigen en atoombommen. De technische sneltreinvaart van ontwikkelingen weet ik, maar het boeit mij niet. De impact van die vooruitgang dan weer wel. Mijn Tweede Wereldoorlog gaat over mensen. Mensen die zeer heftige dingen meemaken in een nieuwe realiteit. Hoe reageerden zij? Begrijp ik dat, afgezet tegen de ontbrekende kennis van de toekomst?

Als ik in Duitsland zou wonen, werd ik dan een nazi? Wibke Bruhns vertelt in Het land van mijn Vader hoe haar gewone vader – dol op paarden, het familiebedrijf en de kinderen – van huisvader tot SS’er werd. Het ging zo geleidelijk. Had hij moeten weten dat hij later als ‘fout’ bestempeld zou worden? Werd ik de leeuwin in de fictieve roman Het Familieportret, die met een SS’er naar bed ging en zich zo schaamde, dat haar dochtertje niet eens wist dat haar moeder haar leven waagde om stiekem eten te smokkelen naar het concentratiekamp? Werd ik een nietsontziende nieuwsgierige dokter in het documentatieboek De apotheker van Auschwitz? Zou ik een naïeve secretaresse zijn die als in de film Der Untergang bij Hitler in de bunker zou komen te werken? Of werd ik de gemiddelde burger die het zichzelf zo normaal mogelijk maakte in de omstandigheden van het Duizendjarige Rijk? Ik gok altijd op het laatste. Maar ik zal het hopelijk nooit weten.

Ik voel me schuldig voor mijn fascinatie van de Tweede Wereldoorlog. Het is zo’n zucht naar waargebeurde ellende. Maar waarom alleen dat tijdperk? Als ik alleen van diepe emoties zou houden, zou iedere oorlog me moeten interesseren. Maar dat is niet waar. Ik heb niet zoveel met Vietnam, Irak, Bosnië, Nederlands-Indië, de slavernij. Het fascinerendste aan de Tweede Wereldoorlog is dat er zo veel herkenbare overeenkomsten zijn in de Europese culturen. Duitsers, Engelsen, Fransen, Belgen, ja, zelfs Amerikanen, hebben globaal gezien veel gelijke normen en waarden. Er is relatief weinig onbegrip over elkaars culturen. En toch brak daar die grote oorlog uit. Belangrijkste punt: overheersing van vrije landen en onderdrukking van de Joodse minderheid. Die Duitsers, dat zijn wij. Die Amerikanen, dat zijn wij. Onze opa’s en oma’s, dat zijn wij. Het is de geschiedenis van normale mensen die in een absurde nieuwe realiteit terechtkwamen. Geleidelijk.

Gebombardeerde steden. Miljoenen onschuldige slachtoffers. Doodskampen. Overlevenden en nabestaanden, vol trauma’s over een verleden dat zij nooit echt los kunnen laten. Collectieve sidderingen bij de verhalen over het sadisme, de martelingen, absolute vernederingen en onderdrukking. Ik voel me schuldig dat ik me helemaal onder kan dompelen in alle afschuwelijke verhalen. Er waren helden tegen wil en dank. Vriendschappen, ontberingen, liefde. Er gebeurde zó veel tussen mensen.

Mag ik hier wel zo veel over nadenken? Heb ik wel het recht om me zo veel in te leven? Van Kooten en de Bie hebben daar het meest briljante stuk televisiegeschiedenis van gemaakt met de wens van de verloren generatie om in het verzet te hebben gezeten, met de uitspraak: “Do ist die Bahnhof!” Ik geef toe: ik had het allemaal niet zelf willen meemaken. Maar door er alles over te lezen, kijken en beleven, blijft de verschrikking herinnerd. De oorlog zit ook in mij. Zodat het nooit ontkend en vergeten wordt.