De handenvermorzelaar

Ik kreeg deze week een hand van een man. Een stevige hand. Een heel stevige hand. Het deed zelfs pijn. En ik ben geen mietje. Mark, volgens mij was dat zijn naam, was een zakenrelatie en ik was op dat moment in functie. Anders had ik hem een klap op zijn bek gegeven.

Ik ken ook iemand die tijdens het handen schudden met zijn vinger in mijn hand kriebelt. Veel mensen hebben een oom in de familie die zoiets doet. Ze beginnen ermee als je vier bent, maar als je vierendertig bent, doen ze het nog. Vaak komt er ook een knipoogje bij. En een flauw grapje als toetje. Gewoon lachen en verder geen aandacht aan besteden. Deze mensen zijn totaal onschuldig vergeleken bij de handenvermorzelaar.

Wat heeft het voor zin om iemands hand te verbrijzelen? Wil je dan indruk maken? Onzekerheid compenseren? Je lekker afreageren omdat je thuis ruzie hebt met je vrouw over de financiën? Dat laatste zou me niet verbazen. De knijper was namelijk een financieel adviseur van de SNS. Misschien stond zijn baan op de tocht en moest hij zijn huis van de hand doen. Zielig. Maar geen reden om mij te pijnigen.

Mark kwam die bewuste avond niet alleen. Hij had een handlanger bij zich. Die gaf een normale hand. Beide heren hadden de opdracht een zaal met vijftien huurders uit te leggen wat de SNS voor ze kon betekenen als ze hun huurhuis zouden kopen. Ik zat achterin de zaal en vroeg me af of ik de huurders moest waarschuwen voor de sterke handyman. Velen waren al op leeftijd. Als ze hem na afloop een hand zouden geven, zou dat wel eens verkeerd kunnen aflopen.

Mijn twijfel groeide toen een vrouwelijke huurder aan het tafeltje naast me vroeg om een schrijfblokje en een pen. Het was een leuke vrouw. Misschien moet ik op het bovenste blaadje schrijven: ‘geef SNS-man met blauwe stropdas geen hand’. Maar toen zag ik haar vriend. Die had tattoos en was stoer. Als SNS-mannetje zijn vriendin pijn zou doen, zou hij zijn getatoeëerde handen niet thuis houden. Ik hoefde daar mijn vingers niet aan te branden.

Van het reclamepraatje van de SNS-boys heb ik die avond weinig meegekregen. Ik verbeet vooral de helse pijn. Als ik toen niet aan het werk was geweest, had ik gehuild. Gelukkig ben ik inmiddels aan de beterende hand. Ik mag mijn handen dichtknijpen dat ik er geen blijvend letsel aan heb overgehouden. Mark trouwens ook. Als 'ie het weer doet, krijgt 'ie een knietje in z’n ballen.