Och vadertje, drink toch niet

Hoera voor Bob! Dankzij de gele opblaasbanden voor op het strand, blije sleutelhangers en fijne kroegreclames is het alcoholbewustzijn zodanig gestegen onder kroegbezoekers, dat er steeds minder kroegtijgers betrapt worden op het rijden onder invloed. Het kan natuurlijk ook zijn dat de toegenomen politiecontroles rondom het uitgaansleven hebben meegewerkt, maar vooruit. Hoera voor deze overheidscampagne. Je bent top, Bob! Zijn er nu ook minder verkeersdoden per jaar? Moah. Mwah. Ieder probleem kan natuurlijk verschoven worden. Nu richt de overheid zich op de thuisdrinkers. Of beter gezegd, de bezoekende vrienden en familieleden die nog met de auto terug naar huis moeten.

Als kind zat ik vaak in de auto, terwijl mijn vader meer glazen alcohol op had dan was toegestaan. “Ik heb maar twee glazen op”, riep hij dan. Twee halve liters, ja. Het was jaren geleden, tweede kerstdag. Pa had zich weer volgegoten bij het familiediner bij opa en oma. Iedereen wist wel dat mijn pa er dol op was. Twee uur ’s middags: “Zo, iedereen aan de koffie. Karel, hier heb je je biertje, zoals het een échte kerel betaamt! Haha!” Ongezien dronk hij er nog veel meer: een biertje als fris, als voorgerecht, aaaah, lekker voor bij het eten, als toetje om het heerlijke eten te laten zakken. En nog eentje om het af te leren.

’s Avonds zaten wij met het hele gezin weer in de auto. “Gezellig, of niet dan?” vroeg mijn vader. Mijn zusje en ik frutselden het folie van de chocoladekerstmannetjes. Mijn moeder was chagrijnig. Ik had geen idee waarom, want er was geen ruzie geweest. Dronkenschap kende ik niet: Karel was gewoon mijn vader. Hij was gewoon zichzelf. Zijn beschonken zelf, maar dat was de vader die ik het beste kende, dus ik zag hem in zijn normale staat. Op een donker kruispunt stond een agentje met zijn bordje te zwaaien. Hij wees naar onze auto en gebaarde naar de geparkeerde politieauto aan de overkant van de weg. Mijn moeder vloekte. Pa bedacht zich geen moment, drukte het gaspedaal in en slingerde met piepende banden om het uniformpje heen. Ik schreeuwde. Mijn moeder schold hem uit. Mijn zusje huilde.

We werden niet achtervolgd. Er viel geen boete op de mat. Er waren geen gevolgen. Bij mijn dronken vader waren er nooit gevolgen. Hij heeft nog nooit iemand aangereden. Hij heeft nog nooit een krasje op zijn auto gekregen terwijl hij bezopen was. Bij iedere toevallige blaastest was de rij met geparkeerde auto’s steeds zo vol, dat hij door kon rijden. Ik werd ouder en leerde bij vrienden thuis dat hun ouders bewust niet dronken als ze nog moesten rijden. Als mijn vader weer had gedronken, was het ruzie thuis. Bij dronken en nuchtere toestand voedden we hem met feitjes over de slechte en gevaarlijke kanten van alcohol. Het was praten tegen dovemansoren. Moeder had geen rijbewijs. We hadden geen keus, en gingen maar mee in die vervloekte auto.

De huidige Bob-campagne tegen thuisdrinken is hopelijk niet gericht tegen de drinkers, maar op hun omgeving. Mij hoeven ze niets meer te vertellen: sinds ik op mezelf woon, tel ik bij ieder bezoek de glazen van mijn vader. Vorig jaar met kerst liep het weer uit de hand. Tijdens het eten zaten we met de hele familie aan tafel. Ik telde een vierde biertje. “Pap, ik stap niet meer bij je in de auto.” Het werd stil aan tafel. Ik vroeg mijn oom of hij me wilde thuisbrengen. “Tuurlijk.” Pa wilde boos worden voor deze vernedering in het bijzijn van iedereen, maar hield zijn mond. De familie was het duidelijk met mij eens. Ook de familieleden die hem meer dan twee bier hadden ingeschonken.

Als mijn vader bij mij thuis is, krijgt hij alleen cola. Ik heb nooit drank in huis. Voor niemand, eigenlijk. Op bezoek bij mijn vader tel ik ieder glas alcohol voor hij het verkeer ingaat. Zijn drankgebruik is er niet om geminderd, het verkeer is er niet veiliger door geworden. Mijn veiligheid wel. Let wel: ik houd hierdoor niet minder van mijn vader. Maar ik waardeer het des te meer dat er in het weekend nog een bus rijdt die me veilig naar het station kan brengen.