Huilen in Wenen (2)

Lees ook: Huilen in Wenen (1)

-

Donderdag

Om acht uur klinkt Peter Gunn door de hotelkamer. Ik zet de wekker op mijn telefoon uit. 'Jij moet eerst,' klinkt het naast mij. O? 'Je hebt met je gesnurk mij aardig uit mijn slaap gehaald, vandaar.' O. Had je me maar niet dronken moeten voeren met die witte wijn. Ik sta op. De douche doet het.
In de ontbijtkamer is het rustig. Slechts twee tafeltjes zijn bezet. Vrouwlief doet zich tegoed aan de roereieren en gebakken bacon; ik beperk mij tot een tweetal broodjes met kaas en rauwkost. De koffie en het sap is niet aan te slepen. Het buffet kijkt uit op de achtertuin van het hotel. Een man in laarzen en een dikke trui harkt gele bladeren van het gazon en stopt ze in vuilniszakken.
'Zal ik even snel boodschappen doen?' vraag ik na mijn twee broodjes, drie koppen koffie en twee glazen sap. 'We hebben water nodig voor de terugweg.'
'Haal dan ook gelijk een wijntje en wat chips of zo,' zegt Vrouwlief. 'Voor het geval we vanavond vroeg terug zijn in het hotel en we vervelen ons.'
We hebben een bed! Hoe kun je je dan vervelen? Ik zeg het maar niet.

Buiten is het superzonnig. De zon doet pijn in mijn ogen. Daar heb je het al: huilen in Wenen. Vlak naast het hotel is de Lidl. Ik pak een karretje. Makkelijk is dat: een Nederlandse munt van vijftig cent past hier ook precies in de winkelwagentjes. Het assortiment in deze winkel blijkt nagenoeg hetzelfde als in de winkels in Nederland. Behalve de wijnafdeling. Ik koop een tweetal flessen nationale Grüner Veltiner en vind ook nog ouzo en grappa. De flesjes wijn kosten twee euro per stuk, de sterke drank nog geen zes. Mooi land, Oostenrijk. Water hebben ze niet. Ja, grote flessen van anderhalve liter en alleen maar met bubbels. Ik wil plat water. Nou ja, misschien komen we later nog een winkel tegen. Het is voor op de terugweg en dat duurt nog even. Vandaag is het donderdag en pas zondag gaan we terug naar huis.
In de hotelkamer verstop ik alle drank voor het schoonmaakpersoneel. Je weet maar nooit. Dan maken we ons klaar voor een dagje toeristzijn.

'Können Sie mir helfen?' vraag ik in mijn slechte, maar allerbeste Duits. Waar kan ik een Vienna-card kopen? Dat kan hier bij de receptie van het hotel. Da's mooi! Ik trek mijn bankpas alvast tevoorschijn. Nicht met kaart bezahlen; iets met een andere kas, begrijp ik. Volgens mij gebeurt hier iets Schwarz, maar wat weet ik er helemaal van? 'Leuk,' zeg ik. 'Met deze kaart kunnen we alle vormen van openbaar vervoer in Wenen in. Hij is 72 uur geldig. Het is nu half elf. Dan kunnen we er zondagmorgen nog mee naar Westbahnhof.'
We lopen door de Schlachthausgasse naar het metrostation, nemen de ondergrondse en stappen uit op de Stephansplatz.

Stephansdom
Stephansdom

Het is niet verwonderlijk waarom de grote Stephansdom het icoon van Wenen is. De enorme kerk is indrukwekkend, zeker nu hij zo baadt in het zonlicht. Hij wordt momenteel gerestaureerd. Een deel staat in de steigers. Wat klaar is, ziet er helder gezandstraald uit; het 'oude' deel is zwart en aangetast. We lopen een rondje om de kerk.  
De Stephansplatz gaat naadloos over in de Graben, de brede potsierlijke winkelstraat. Vrouwlief moet even een bijouwinkeltje in. Vooruit, dan kijk ik wel naar de Pestsäule. Het standbeeld is neergezet ter nagedachtenis aan de ziekte die ergens in de zeventiende eeuw meer dan honderd duizend slachtoffers eiste. Hoewel het een enorm ding is, lopen velen er toch voorbij zonder er aandacht aan te schenken.
Vrouwlief is nog altijd in het kralen- en kettingwinkeltje. Het duurt. Ik ga naar haar toe. Ze staat besluiteloos tussen de veel te dure glitters. 'Nee, dan dat daar!' wijs ik op een debiel gekapt bijouhondje. Zappa zou de tijd van zijn leven hebben gehad.

Bijou-hondje
Bijou-hondje


Zonder iets te hebben gekocht wandelen we verder. Aan het eind van de Graben gaan we linksaf, richting de Hofburg. Hier komen we langs nog duurdere winkels. 'Wat vind je van dit avondjurkje?' vraagt Vrouwlief, terwijl ze een etalage aanwijst. Ik zie het prijskaartje van meer dan tienduizend euro en zeg: 'Ik denk dat het me niet zal staan.'

Op het Michaelerplatz stappen we koffiehuis Griensteidl binnen. Een bezoek aan een koffiehuis in Wenen is een klein avontuur op zich. Het lijkt er poepiesjiek en de ober staat onmiddellijk voor onze neus. Hij draagt een smoking en leidt ons naar een leeg tafeltje. Gelijk krijgen we de koffiekaart. De prijzen bezorgen je een hartaanval, maar je mag net zo lang blijven zitten als je wilt. We kiezen voor een koffie met een enorme dreun erin. Ernaast mag men een punt Sachertorte neerzetten. Waarom ook niet? Eens moet de eerste keer zijn. En de enige. De koffie is sterk en vies; gelukkig staat er een glas water naast. Alle volgende keren dat we ergens koffie drinken, krijgen we ook een glaasje plat water erbij. De Torte is zeer goed. Eigenlijk had ik dit jaar al taart gegeten, maar het is een beetje vakantie, niet?

Hofburg
Hofburg

Er staan tientallen koetsen op het Michaelerplatz. Nee, natuurlijk gaan we geen toeristisch tochtje maken! Ik heb een reisgids en daarmee red ik me prima.
Op het Michaelerplatz is ook de ingang van de Hofburg. In dit statige complex bevindt zich de Österreichische Präsidentschaftskanzlei en de Spanische Hofreitschule. Ik hoef nergens in, dus wandelen we onder de poort door en bekijken we de binnenplaats. Aan de achterkant zien we verderop het Neues Rathaus en het Museumquartier. We lopen achterom de Hofburg en, nadat we het standbeeld van Mozart hebben bekeken, komen uiteindelijk bij het schitterende gebouw van de Staatsopern. Erin gaan we niet. Binnen schijnt het nog veel mooier te zijn, maar je kunt er alleen maar in als je een kaartje voor een voorstelling hebt. Ik ben geen operaliefhebber.

We lopen weer iets naar het centrum. Vrouwlief ontdekt haar eerste kerstmarkt van dit jaar en uiteindelijk komen we in de Dorotheergasse waar we een bier drinken in het beroemde Café Havelka. Volgens de gids is dit een gezellig koffiehuis annex café en komen er vooral bekende kunstenaars en schrijvers. Behalve mezelf zie ik geen enkele bekende kunstenaar of schrijver. Wel hoor ik een stelletje een taal uitslaan dat niet klinkt als het schelle Oostenrijks maar als iets Fins of zo, zie ik mensen in het halfdonker met elkaar fluisteren en koffie drinken, en wordt mijn aandacht gegrepen door een mooie jonge vrouw met een prachtige lach. Even vraag ik mij af of ze ook zo prachtig zou lachen als ze bloot bovenop mij zou zitten, maar daar zijn de flessen Zipfer Urtyp al en zijn er belangrijker zaken op aarde.

We passeren de Stephansplatz weer en lopen iets verder naar het Donaukanaal. De Donau stroomt door Wenen, maar niet door het stadscentrum. Men heeft een kanaal gegraven dat het stadscentrum schampt. Veel is er niet te zien. Het is er druk met auto's en er liggen wat rondvaartboten. Ver weg zien we heuvels. Na een minuut of wat hebben we het gezien en gaan we dezelfde weg weer terug. We komen langs een Italiaans eethuis en daar stappen we binnen. Niet om er te eten, maar voor een wijntje. In mijn reisgids is hij aanbevolen vanwege de prima Italiaanse wijnen. We kiezen een Chardonnay en besluiten dat de reisgids gelijk heeft. Er staat trouwens nog een adres in de reisgids en dat adres is hier vlakbij, net onder de Stephansdom. Als we ernaartoe lopen, is het donker op straat. Het wijnadres blijkt een piepklein winkeltje te zijn met een toonbank en acht krukken. Wel heeft men driehonderd wijnen. Dat dan weer wel. We kunnen niet kiezen en laten de mevrouw van de winkel een Chardonnay uit de streek inschenken. Lekker.

Wiener Schnitzel!
Wiener Schnitzel!

Tegenover de minibar is restaurant Findlmüller. Legendarisch vanwege zijn Wiener schnitzels. Laten we die dan maar proberen. Al snel begrijpen we wat er zo legendarisch aan is. Ze zijn groter dan het bord waarop ze liggen. Beetje citroensap erover en genieten maar.  Als de ober ons bestelde flesje wijn komt brengen, kijkt hij mij aan. 'Are you a musician?' vraagt hij. Ik lach en ben eerlijk: 'No, just a fan.' Zie ik teleurstelling op zijn gezicht? Voortaan ga ik liegen.
Het eten en de wijn zijn op voor we het weten. Iets terug zagen we toch een leuke bar? Ja, die zagen we. Zo heel veel bars heb je niet in Wenen. Niet zoals wij ze in Nederland kennen. We gaan er heen en nemen daar nog maar een wijntje. Dan is het tijd om naar de metro te gaan. De Stephansdom bij avond is ook mooi.

In het hotel pakken we de cadeautjes en vervolgens gaan we lopend naar de Arena. Het is half tien als we daar aankomen. Maar waar zijn we in hemelsnaam beland?
De Arena is een bastion van punkers, alto's en rockers. Het ligt op een industriegebied iets buiten het centrum van Wenen. Het terrein is ommuurd en er staan verscheidene gebouwen op. In totaal beschikt het complex over vier podia, waarvan er eentje in de open lucht staat. Wekelijks vinden hier verschillende optredens plaats en op de posters die her en der hangen lees ik dat zelfs enkele groten der aarde hier ooit hebben gespeeld. Het is er donker, de verlichting is schaars, maar de sfeer is er gemoedelijk.
Wacht, hier is de Beisl. Binnen treffen we Hasi en Paulus. Hasi woont in een buitenwijk van Wenen en is dit jaar veertig geworden. Paulus woont in Gorinchem en viert zijn vijftigste verjaardag samen met Hasi. Hier, in de Arena. Beide heren hebben een heus festivalletje georganiseerd. Maar liefst zeven bandjes, verspreid over twee avonden, gaan hier morgen- en overmorgenavond optreden. Leuk! We begroeten elkaar, we geven cadeaus, we drinken bier, we vieren het leven. Na een uurtje arriveert ook Kirsten, de vriendin van Hasi. Zij is zojuist aangekomen uit haar woonplaats Rostock. Het weerzien is hartelijk.
Tegen middernacht gaan we toch echt weer terug naar het hotel. Morgen willen we nog veel van de stad zien, dus willen we het niet te laat maken.

En dan is daar onderweg de gehaakte boom. We kijken elkaar aan en waarom weet ik niet, maar plots zijn we gelukkig en staan we een beetje te huilen in Wenen.

Gehaakte boom
Gehaakte boom

-
Apeldoorn, november 2012