Waar te beginnen?

We hadden net mijn toekomstige woning bezocht en reden met z'n drieën terug naar Oost. Naar mijn nu reeds oude “studio” vlakbij het Muiderpoortstation. Het feit dat ik een nieuwe woning toegewezen had gekregen was al ingeslagen als een bom, de indrukken die ik had opgedaan in de woning in West sloeg werkelijk alles. 
Zwijgend zaten we gedrieën in de auto. Alleen het geluid van de motor en af en toe het knipperlicht bij het afslaan was hoorbaar. 'Waar te beginnen?', spookte het door mijn hoofd. Toen ik de sleutels in mijn rechterhand bekeek, hadden deze zichtbaar een afdruk gemaakt, het plastic hangertje glom van transpiratie.

De woensdagochtend van de 24ste oktober was heel gewoon begonnen. Mijn interne wekker had mijn wakker gemaakt en het lichaam en hersenen deden wat ze altijd deden. Ochtendplas, handen wassen, naar de keuken, koffiezetten, naar de kamer, TV aanzetten, zitten, peuk rollen en naar het ontbijtnieuws kijken. Wie het presenteerde maakte niet echt uit. Jan de Hoop zou wenselijk zijn, maar het deed er niet toe. De gordijnen waren nog gesloten. Buiten het geklets van vogels. Ik bromde. Naar de keuken, mok koffie inschenken met de peuk brandend op mijn lippen, suikerklontje erin, roeren, terug naar de kamer, zitten, slok. Langzaam gleed het zwarte goud langs mijn slokdarm en alle alarmbellen gingen rinkelen. De dag was begonnen. De klep van de laptop ging open. Ook zo'n vast ritueel. Op het nieuws horen wat het weer zou worden maar dan toch kijken op weeronline.nl omdat weermannen/vrouwen over heel Nederland verhalen en niet specifiek over Amsterdam. Het zou een mooie dag worden. Een boer heeft daar geen laptop voor nodig. Die had aan het geluid van de vrolijke vogels op de binnenplaats al geconcludeerd dat de paraplu in de kast kon blijven liggen. “Stadswachters hebben in drie jaar tijd 27-duizend bonnen uitgeschreven.” kopt het op een nieuwssite. “Nou nou”, brom ik, “politie zat, probleem opgelost”. Ik neem nog een slok koffie en druk mijn shaggie uit.

Woensdag is vaste prik voor Saiko. Saiko is ongeveer al drie jaar mijn woonbegeleidster. Laten we het erop houden dat ik 'een beetje dom' ben geweest. Eens per week komt ze op de koffie. Normaal gesproken een uur. Vaak valt er veel te kletsen dat het eerder twee uur wordt. Ik beschouw haar meer als een vriendin die gezellig langskomt eens per week. Alleen het bed hoefde ik op te maken. Wel zo'n prettig gezicht voor de visite; eigenlijk voor mezelf. Hoewel het een mannenwoning is, het hoeft er niet uit te zien als een grot. Rond één uur stond ze voor mijn deur. Begroette me zoals ze altijd doet: met een hand, een glimlach en een twinkeling in de poppetjes van haar ogen. Ooit heb ik me afgevraagd of zij wel eens een klote dag had. Vast. Maar nooit als ze bij mij op bezoek komt. Werk en privé houdt ze heel professioneel gescheiden. En als ik al iets opvang, begint ze heel lief te blozen alsof het geheim van Sinterklaas heeft verklapt. Ik zette koffie voor haar neer en we deelden de laatste nieuwtjes van de afgelopen week en lieten af en toe onze blik afdwalen naar de TV waar zich iets afspeelde dat wij niet volgden. “Ow. Ik heb goed nieuws!”, zei ze prompt, “Ik wilde nog wat wachten met dit nieuws, maar je hebt een woning toegewezen gekregen.” Hoe vaak ik: “Echt? Dat kan niet!” heb gezegd, waarbij ik er lijkbleek uit moet hebben gezien, moet in de tientallen lopen. Mijn ogen waren waterig, maar wilde niet overdreven gaan zitten huilen van geluk. Dat is niet echt mannelijk (kuch).

“Je hebt het wel verdiend”, zei ze. Ze overhandigde een deel van een e-mail aan me. Daar stond het op papier. Wanneer, waar, hoeveel kamers en het bedrag aan huur. “Mijn collega is nu de sleutels aan het ophalen”, ging ze verder nadat ik enigszins gekalmeerd was. “Maar ik ben een paar dagen vrij dus je zult met hem naar de woning moeten gaan kijken. Wel jammer, want ik had er graag bij geweest.

Vrij snel nadat ze die middag vertrokken was, belde ze op: “Zou je de woning vandaag al willen zien? Hubert komt namelijk deze kant op en heeft de sleutels bij zich.” Natuurlijk wilde ik dat. En toch kon ik het niet geloven. Mocht het toch waar zijn, zo redeneerde ik, dan moest het wel een krot van een woning zijn dat weken zo niet maanden kostte om op te knappen. Het was mijn onzekerheid, faalangst, paniek en nog meer oude meuk dat ineens de kop opstak dat ik zo dacht.

Terug naar mijn geliefde Westerpark. Vlakbij de plek waar ik ooit woonde toen ik op mijn elfde terugkeerde naar mijn geboortestad. Mijn hoofd liep over. Over het opknappen hoefde ik me minder zorgen te maken maar er kwamen nog zoveel bijzaken om de hoek kijken eer ik daar ook maar één nacht zou kunnen slapen. Het regelen kon beginnen, maar niet op die 24ste oktober. Eerst moest ik enkele telefoontjes plegen om het heugelijke nieuws te vertellen aan hen die mij het meest gesteund hebben. En de dagen erna zou ik gewoon moeten werken, dus tot aan het weekend kon ik niet meer doen dan glimlachen. Uiteindelijk werd dat zelfs pijnlijk. Maar ik kon het niet helpen.

Volgende keer: Het rode schrift.