Studentenlijf

Huffend, puffend, en af en toe kuchend staat er weer een studentenlijf bovenaan de trap van station Zwolle. Aangezien de trap wegens werkzaamheden nog steeds over de bovenleidingen van de treinen hangt, is het een simpele, maar steile klim voor wie het niet meer gewend is om trap te lopen. Waar tieners, veertigers en soms zelfs zestigers nog moeiteloos met licht blozende appelwangetjes boven komen, brengen de iets oudere studenten het er vaak slecht vanaf. En dat terwijl zij in de kracht van hun leven zouden moeten zijn.

Op de middelbare school worden scholieren gedrild tot fysieke fitheid. Twee tot vier uur per week schoolgym, iedere dag door weer en wind meerdere kilometers van en naar school fietsen, en dan ook nog eens lid zijn van een plaatselijke sportvereniging, waar doordeweeks intensief wordt getraind, en in het weekend vaak wedstrijden zijn. Het is geen wonder dat veel tienerlijven er nog zo goed uitzien, ook al hebben de meesten dat vanwege hun eigen onzekerheid nog helemaal niet door.

En dan komt de studententijd. Het is weer een heel nieuwe periode, waarin de zelfstandigheid volledig op de proef wordt gesteld. Op kamers gaan, iedere dag zelf koken, de ontdekking van studiekosten, verzekeringspremies, kamerhuur, sociale verplichtingen en andere grote uitgaves die zwaar drukken op het kleine budget van de studiefinanciering. Sporten was leuk in de ouderlijke omgeving, maar in een nieuwe studentenstad is nog heel veel meer te ontdekken: uitgaan, studentenkroeg, bijbaantjes, gekke dagjes uit met de ov-studentenkaart. Het is vanzelfsprekend om fit te zijn en alles te kunnen. En dansen tijdens het uitgaan is toch ook een soort sport?

De calorietjes worden kilootjes, de kilootjes worden kilo’s, en de conditie gaat ongemerkt steeds verder achteruit voor de studenten die ineens veel minder bewegen dan ze altijd hebben gedaan. Dan komt ineens dat omslagpunt, wanneer een trap hijgend wordt genomen, een sprintje voor de trein aanvoelt als een halve marathon, en waar de aandacht van het andere geslacht ineens niet meer vanzelfsprekend is. En ineens is daar ook het besef, dat de biertjes in de kroeg, het lekkere eten met vrienden en de ovenpizza’s op dagen met weinig tijd ook hun tol hebben geëist, zodat er nog maar één dilemma openstaat: sporten, of nieuwe kleren kopen?

Sporten klinkt ineens weer zo vermoeiend. Dan ga je zweten en zo. Bah. Gelukkig zijn er nog veel smoesjes voorradig: “Maar de mensen kijken altijd zo in een sportschool.” “Ik wil wel een groepssport doen, maar ik kom niet mee met mijn conditie.” “Ik wil wel een individuele sport doen, maar dat houd ik toch niet vol in mijn eentje.” “Ik wil wel hardlopen, maar de mensen kijken altijd zo naar je.” En met het lichaamsgewicht neemt ook het gewicht van het excuus toe, waardoor de drempel des te hoger ligt.

Toch zijn er steeds meer mensen die hardlopen. Dikke mensen, dunne mensen, marathonmensen, hijgende mensen, vederlichte mensen. Wie goed kijkt, ziet dat daar iets heel geks aan de hand is met mensen die kijken naar anderen die voorbij rennen. Mensen kijken namelijk helemaal niet raar naar hardlopers. Hardlopers worden evenveel genegeerd in het voorbijgaan, iets vaker met een knikje begroet, en een enkele keer is er een gek die een high five geeft. Mensen kijken naar hardlopers, maar niet negatief. Bij een dikke en hijgende hardloper is het duidelijk dat diegene dik is en weinig conditie heeft, maar die doet het toch maar even! Hardlopen geeft steeds meer de kijk-mij-eens-goed-bezig-zijn-kick.

En dat is te merken, voor wie op het station in Zwolle bovenaan de trap staat. De fitte mensen van eind twintig en ouder lopen fluitend naar boven, huppelen met licht versnelde ademhaling over de gang en hupsen vederlicht weer naar beneden, om op tijd in de trein te stappen. Ze nemen een slokje water, trekken een coole blik. Fit zijn is niet meer vanzelfsprekend, maar iets wat meer gewaardeerd wordt omdat er nu bewust aan gewerkt wordt. De conditie gaat weer vooruit door het sporten. Net als vroeger.