struisvogelpolitiek

Mijn moeder stemt op Emile Roemer omdat hij uit Boxmeer komt. Zelf woont ze een dorpje verder. “Het is zo’n aardige man”, zegt ze. “Zijn vrouw is ook een schatje. Werkt hier in het zorgcentrum.” Wanneer ik doorvraag over haar motivatie knippert ze met haar ogen. “Pfff, daar vraag je me wat. Motivatie? Dat is toch dat je nog zin hebt in je werk?”

Haar zus stemt CDA. Niet omdat ze weet wie meneer Buma is. Nee, opa stemde al op het CDA. Dan is het goed. Hoe minder er verandert, hoe liever.

Na de storm om flirtvlegel Wouter Bos (“het is zo’n lekker ding”) hoopte ik eerlijk gezegd op wat diepgang en ontwikkeling voor onze toekomst in mijn omgeving. Dat bleek voor niets: partijprogramma’s gaan ongelezen in de houtkachel, digitale stemwijzers zijn overbodige internetsnufjes. Mijn vader fronst zijn wenkbrauwen als ik hem vraag hoe hij denkt over de dreiging voor ondernemers die net het hoofd boven water kunnen houden. “Vertel eens meisje, hoe gaat het op je werk?”

We eten worteltjes die in de schaal al uit elkaar brokkelen, want dat is makkelijker prakken. Daarbij appelmoes van valappels, gekookte aardappels en voor elk een schnitzel van 20 vierkante centimeter. “Ben jij trouwens nog steeds met die biologische geldklopperij bezig?”, vraagt mijn moeder als ze ongevraagd romige jus op mijn bord schept. “Kip is kip hoor”. Achter mijn rug wordt een actualiteitenprogramma weggezapt voor het weerbericht. Het sportkatern dat op de bank slingert, vangt de afstandbediening op. Het eerste stuk van de krant omarmt het bruinoranje wortelschraapsel in de prullenbak. Een abonnement neem je voor de strips en de sportbijlagen: “verder staat er toch alleen maar ellende in.” Nog voor mijn bord leeg is, worden de yoghurtschaaltjes op tafel gezet. “Eet eens door lieverd, dan is de afwas weg voor Lingo begint”.

Het boerenbontservies glijdt in het afwaswater. Ik laat het er niet bij zitten. “Zeg mam, heeft u het partijprogramma gelezen? Jullie hebben toch vast ook een mening over Brussel?” Ik had beter moeten weten. “De vleesplank moet hier”, schommelt ze achter me langs. Als ze hem wegschuift, knoopt ze haar schort open. De strik valt omlaag bij het vullen van de fluitketel. “Emile komt hier uit de buurt en dat is ons soort mensen. Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg. Al die gekke maatpakken en Haagse “sjiekdeunereej”.

Het woord recessie kent ze wel. Ze hoort het regelmatig bij het klaverjassen waar het een hip woord is voor mensen van boven de rivieren en uit de Randstad. “Je hoeft niet te denken dat ik dom ben hoor. In de Libelle staat ook wel eens een boekrecessie”. In het kleine dorpje van mijn ouders komen uitkering en pensioen iedere maand gewoon binnen. Groente wordt uit de tuin geplukt, haardhout ritselt de boswachter. Plantenstekjes worden geruild voor gelezen romans en rijst met kaneel en suiker is net zo lekker als al die gekdoenerij van de Chinees. “Wij hebben er geen vakantie minder om.” Ineens heb ik haar volledige aandacht. “Ik snap het best hoor meisje. Alles gaat prima zolang de uitkeringen maar niet omlaag gaan. En daarvoor moeten we toch SP stemmen? Dan doen we het toch goed zo?”