Zumba-les

Wat had ik vroeger toch een vliegende teringhekel aan zwemles. Ik vond het ook oneerlijk; ik kón toch allang zwemmen? Van mijn moeder had ik zo’n opblaasbare zwemband gekregen en van die opblaasbare bandjes voor om mijn bovenarmpjes. Vleugeltjes, noemden wij die. En ik voelde me een hele piet in het water! Spartelde er lustig op los, en als ik mijn ouders riep om mijn zwemkunsten te bewonderen, zag ik hoe trots ze op me waren. Heerlijk vond ik het, een echte waterrat!

Vroeger kregen wij nog schoolzwemmen. Ideaal voor ouders. Onder lestijd gingen we met een taxibusje naar zwembad ‘De Kinkhoorn’ in Emmeloord. Die eerste keer, ik weet het nog goed, had mijn moeder een badlaken en mijn zwempak in een tas gestopt. ‘Mijn zwemband en mijn vleugeltjes moeten ook mee,’ had ik met een ernstig gezicht helpen herinneren. Ze moest erom lachen. ‘Nee, nu leer je wat écht zwemmen is,’ had ze geantwoord. ‘Bovendien begin je in het pierenbad waar je nog kan staan, dus maak je maar geen zorgen.’

Dát viel tegen, zeg. Het kostte mij best veel moeite om mij te zwemsport machtig te maken. En dan die gradaties: je begon bij de beginners. Logische term. Dan ging je naar de drijvers, nog steeds in het kleine bad, maar in het diepste gedeelte, daar waar je nog nét kon staan. Voldeed je aan de eisen die aan de drijvers werden gesteld, dan ging je naar de zwemmers. Drie banen op de buik, twee op de rug. Watertrappelen tot je er bij neerviel. Ook kreeg je een lintje dat je moeder dan op de heup van je badpak moest naaien. Geel, als je bij de beginners zat, oranje bij de drijvers, rood bij de zwemmers. Kwam je bij de diepzwemmers, daar waar je een  voor een je diploma’s in de wacht kon slepen, dan hielden de lintjes op. Stomme kleurkeuze trouwens, want de lintjes werden uiteindelijk allemaal oranje door het vele wassen.

Wat heb ik toch vaak naar mijn zwemband verlangd als ik wanhopig probeerde om mijn hoofd boven water te houden. Met mijn broodmagere lijfje ploegde ik klappertandend van de kou met paarse lippen door het koude chloorwater. Met roodomrande ogen kwam ik het zwembad weer uit. Uit mijn lange vlecht bleef de hele dag water druppelen en mijn kleren waren op de rugzijde doorweekt. Bah, wat haatte ik het!

Het leven is soms wel oneerlijk. Want ik heb mijn zwemdiploma’s allang behaald, al zo’n achtendertig jaar geleden en nú heb ik ineens mijn zwemband weer terug. Die ik dus allang niet meer nodig heb, want ik red me prima in het water, hoe diep ook. Het is dit keer ook geen opblaasbandje met gezellig een schattig vlinderpatroontje, nee, deze zit vast. Vast aan en om mijn lijf. Ook is deze zwemband niet van plastic, anders had ik allang het ventiel eruit getrokken en het ding leeg laten lopen. Helaas.

Nou kan mezelf blijven verschuilen achter dingen als: ‘Ja maar, ik eet helemaal niet veel,’ en  ‘Ik snoep niet want ik hóud helemaal niet van snoep,’ ‘Mijn man kóókt ook zo lekker,’ ‘Het komt vast door de pil,’maar daarmee zal mijn zwemband niet verdwijnen. Sterker nog, ik groei de laatste drie jaar sneller dan een tomatenplant in het voorjaar. Droeg ik drie jaar geleden op mijn trouwdag nog een trouwjapon in maatje 34, nu komt maat 40 steeds vaker voor in mijn kledingkast. Vorig jaar ben ik daarvan de meeste kilo’s aangekomen, ik was toen een half jaar gestopt met roken en zeven kilo aangekomen. Maar toen ik weer begon met roken, ben ik niet afgevallen. Oneerlijk. Toch ga ik weer stoppen, en ook zeer binnenkort. De datum staat al vast. Maar ik wil niet aankomen, sterker nog, ik wil zo’n tien kilo afvallen. Maat 40. Ik wíl dat gewoon niet!

Tot hier en niet verder, dacht ik van de week. Ik was met mijn dochter wezen winkelen en heb zelf niks gekocht. Ik vind niks leuk staan, momenteel en draag alleen maar kleding waarmee ik mijn zwemband zo veel mogelijk kan verdoezelen. Ik ben gaan zoeken op internet. Hoe krijg ik die buik weg? Want verder ben ik echt niet dik. Minder eten, las ik ergens. Oké, dat snap ik ook nog wel. Maar wat kan ik doen om dáár af te vallen waar ik het wil? Gelukkig vond ik het antwoord. Duursport. Hardlopen, zwemmen, cardio én Zumba-les. Daar had ik wel eens van gehoord. Ook meende ik mij te herinneren dat een collega van mij naar Zumba-les ging.

De volgende dag vroeg ik het aan mijn collega. Onmiddellijk haalde ze een folder uit haar tas. Enthousiast begon ze te vertellen over een uur lang dansen op muziek, hoe leuk dat was, helemaal niet heel erg vermoeiend, en ze wilde me graag meenemen voor een proefles. Het is wel jammer dat deze collega best dik is en haar zwemband is tien keer groter dan die van mij. Dus of ik hier nou veel vertrouwen in moest hebben? Maar goed, misschien eet zij, als ze terug is van Zumba-les, wel drie zakken chips leeg, weet ik veel. Ik besloot het er op te wagen.

Zaterdag is het zover. Om half twaalf ’s morgens gaat deze dame naar Zumba-les. Ik ben heel benieuwd hoe ik het ga vinden. Vroeger heb ik heel veel gesport, volleybal, turnen, jazzballet… Maar dat is al heel wat jaartjes geleden. Ook ben ik een blauwe maandag wezen fitnessen op de sportschool, maar dat vond ik te verschrikkelijk voor woorden. Ik zag er nog meer tegenop dan een tandartsbezoek.

Wat zal ik aantrekken, zaterdag? Een T-shirt van mijn man? Met corrigerend ondergoed en een strakke legging? Er schijnt ook een sauna te zijn, maar daar ga ik me de eerste maanden echt niet vertonen.

Nou ja. Eerst maar eens afwachten wat ik ervan vind. En als ik Zumba-les niet leuk vind, dan kan ik altijd nog gaan zwemmen. Oók een duursport. En mijn zwemband heb ik al bij me.