Het is goed zo

Ik ken Tante Nel al een jaar of zestig, tweederde ervan enigszins vaag. Een van de vele tantes, zussen van mijn pa. Ze was van 2-2-20, makkelijk te onthouden. Ze woonde een heel eind weg, en in de jaren zestig was vijftig kilometer zonder auto een pesteind. Ze was getrouwd met een bakker, dus voor familietoestanden als verjaardagen had ze gewoon geen tijd. Dus zag ik haar maar heel zelden. Toen ik een brommer had, in de jaren zestig, ging ik wel eens naar haar toe, gewoon omdat het familie was en ze best wat te melden had. Ze was heel geestig. Het verhaal binnen de kletsfamilie dat ze was getrouwd met een ontzettende rotvent zei me eigenlijk niks. Ome Cobus was gewoon tof, niks mis mee zo te zien. Dat ze een kat-en-hond-huwelijk hadden, dat bleef netjes binnen, dan merkten wij niks van.

Ze deden daar dingen die geheel buiten ons bevattingsvermogen lagen. Er waren vier kinderen, drie dochters en een zoon. De oudste dochter is net iets jonger dan ik, het scheelt maar een paar maanden. Op een middag zaten zussen en mam in de keuken aan de koffie. Jetje, de oudste dochter, toen een jaar of achttien keek naar het stucplafond en vroeg zich hardop af hoe het eruit zou zien als er koffie op zat. Meteen daarop gooide ze haar bak pleur rechtstandig omhoog. Het kopje knalde uit elkaar tegen het plafond, waarna ze de rest van de middag jankend van het lachen besteedden aan het opruimen van de enorme puinhoop. Kijk, dat zijn verhalen waar je wat mee kunt. Tante was zeer intelligent, maar op een boerenmanier. Haar kinderen waren wat meer werelds, een toestand die ik toen nog lang niet had bereikt. Ze was heel klein en mager, met een arm die in haar vroege jeugd ooit was gebroken maar niet goed gezet, zodat er een lelijke bocht in zat. Maar haar gezicht sprak boekdelen: achter dit gezicht zat een uiterst scherpe geest.

In 1990 stapte ik uit het familiebedrijf en kwam met ons grote gezin in de woonplaats van Tante Nel terecht. Doordat ik met een hele rij anderen slachtoffer werd van een vreselijke zwendel was mijn eerste contact met haar, op straat in het dorp niet zo leuk. Ze zei dat ik de narigheid uit walmde. Om rake teksten zat ze nooit verlegen. Nou leuk, ik probeerde juist een stiff upper lip te hebben. Daar prikte ze dus kalmpjes doorheen. Gelukkig vond ik algauw een baan en ging het financieel weer enigszins bergop. In de jaren erna waren de contacten heel hartelijk, maar meestal kort. In 1984 was haar man plotseling overleden, zodat ze als weduwe alleen in een grote twee-onder-een-kapper in ons dorp woonde. Ze kwam geregeld binnen razen, altijd met de autosleutels in haar hand. Tussen haakjes, ze was toen de zeventig al ruimschoots voorbij. Het was de kunst haar dan even met haar kontje op onze bank te krijgen met een bak koffie op de salontafel voor zich. Dan bleef ze misschien wel een half uur.

Ik kachel nou effe door alle herinneringen heen. Het zit allemaal in de laatste twintig jaar. Met de auto was ze een klein rampje, en dat werd erger naarmate ze ouder werd. Vooral de laatste jaren ging ze met haar auto, een ouwe Renault 19 automaat boodschappen doen. Als ze bij een winkel was aangekomen zette ze haar karretje plompverloren voor de winkel stil, deed rap haar boodschappie en stapte weer in. Het hele dorp was gewend aan die ouwe Renault die gewoon ergens neergescheten was, zoals wij dat zeiden. Voor zover mijn informatie reikt heeft Oom Agent in voorkomende gevallen altijd effe de andere kant op gekeken. Je geeft een mens van 87 toch geen prent? Nee, dat bedoel ik. Oversteken met de auto was helemaal een hachelijke onderneming. Ze stond altijd een poosje te twijfelen of het wel kon, en als het dan helemaal niet meer kon begon ze toch aan de manoeuvre. Maar ja, je kunt nog een heel eind komen als de andere weggebruikers wakker zijn en goede remmen hebben. Voor zover ik weet liep het altijd goed af.

Dit hadden we al vele keren gezien, dus als ze een keertje naar een of andere arts moest – altijd een alternatieve, soms zelfs een zeer geleerde chinees in Amsterdam - dan reden wij. Ze moest wel heel blijven, per slot van rekening. Als de auto weg was voor een beurt gingen ze met de trein naar Mokum. Dat was peentjes zweten voor mijn vrouw, want iedere passagier met een afwijkende huidskleur, vooral hele donkere werd uitgebreid van voornamelijk negatief commentaar voorzien.

Ze was onnavolgbaar, en niet te slopen. Met haar 90 pond begon ze overal aan. Ze had een hogedrukspuit, en geweldig ding om alles goed schoon te houden. Een paar jaar geleden belde een van ons zonen mij. Tante Nel stond in regenpak en laarzen bovenop de garage met de hogedrukspuit de boel schoon te maken. De volgende dagen moest ze dat wel bezuren, want dan kwam ze nauwelijks haar bed uit. Helemaal gesloopt was ze dan, maar dat deed ze dus zelf. Een paar maanden geleden stond ze haar auto te wassen, met emmer water en spons. Mijn vrouw verklaarde haar voor gek en zei dat ze het ding even door de wasstraat moest doen. Hevig verontwaardigd antwoordde tante dat een auto nooit schoon uit een wasstraat kwam. Dat kon ze zelf veul beter. Jaja. Een aantal jaren geleden heeft ze nieuwe lenzen in haar ogen gekregen wegens staar, en de laatste tijd had ze macula-degeneratie zodat ze zowat niks meer zag. Lezen, haar grote hobby was er niet meer bij, ze moest over naar luisterboeken. Maar auto wassen deed ze zelf wel, 92 jaar oud. Natuurlijk gevolgd door weer een paar dagen bed.

Ach, bedrust kun je ook leuk maken. Grote tv aan het voeteneind, vanaf een uur of vier een fles port bij de hand. We wisten allemaal dat telefoontjes met haar bij voorkeur vroeg in de middag moesten worden afgewerkt. Geen punt toch? Een jaar of tien geleden knapten we onze huiskamer wat op, onder meer met een laminaat vloer. Ze raasde weer eens binnen, keek rond en sleepte mijn vrouw stante pede mee naar een tapijtenwinkel, waar op haar kosten een Marokkaans wollen kleed werd aangeschaft. Mijn vrouw schrok zich een ongeluk, maar Tante tikte zonder blikken of blozen 3000 gulden af. Kind, dat staat mooi op je vloer, en geld interesseert mij geen donder. Als het op is zien we wel verder.

En ze was blij met niks. Zo had ze wel eens hele verhalen over die grote knappe kerel die haar midden op straat hartelijk begroette en knuffelde. Dat was dan een van onze zonen. Machtig vond ze dat, ze was per slot een lelijk oud wijf, dus dat was heel mooi meegenomen.

Wat een mens! Wat je zag was echt, de lach, het intens meeleven, altijd haast. Nog effe gauw dit en dat. Het veelvuldige kraken en piepen bleef strikt privé. De afgelopen weken had ze vreselijk pijn aan een heup. Zelfs zo erg dat de dokter kwam. Die gaf haar morfinepleisters en die werkten prima. Alleen, zei ze, ze werd er suf van en dat wilde ze niet. Dus was ze van plan om de pleister doormidden te knippen. Overleg met de arts? Ze regelde het zelf wel effe. Haar helpen mocht niemand, ook de eigen dochters niet. Je komt niet aan mijn lijf! Een paar dagen geleden werd de situatie onhoudbaar, dus de dokter kwam weer en die suggereerde opname in een hospice. Ben je nou helemaal belazerd? Dit is mijn huis en hier wil ik eruit stappen. Als je niet helpt, breng dan maar een touwtje, dan doe ik het zelf wel.

Haar autootje kon volgens haar nog best naar een van haar kleinzonen. Als die hem niet wilde kon hij nog voor een mooi bedragje worden verkocht. Vijftienhonderd kon hij nog best opbrengen volgens haar. Jaja, het ouwe kreng was roestig en de automaat wilde niet meer in zijn vrij, dus het ding stond onbeweeglijk op straat voor de deur. Dat werd dus ophalen door de sloperij. Er kwam een vrachtwagen met een grote grijper. Net op tijd realiseerden de kinderen zich dat ze die auto nooit daar konden opladen zonder mama’s hart te breken. Zoon wist de automaat toch in zijn vrij te krijgen en heeft het karretje de staart uit geduwd, zodat het opladen met de grijper buiten het zicht van mam kon plaatsvinden. Op tafel lag later het briefje met de opbrengst: vijf tientjes.

Dinsdagmorgen waren haar dochters beneden wat aan het redderen. Een van hen ging even boven kijken. En riep hoofdschuddend haar zus erbij: ma was er stiekem tussenuit gepiept. Ze had toch haar zin gekregen. Op een avond gingen we met zowat de hele club ons medeleven betuigen. Tante Nel had dat zo geregeld. Ze had weinig intimi, maar wij waren dat wel volgens haar, dus voor ons moest ruimte worden gemaakt. Onder een bakje koffie kwamen meteen de verhalen los. Wat weemoedig, maar lachen deden we ook. Dan kon gewoon niet anders. Maandag gaan we haar begraven, weer met zijn allen.

Het is goed zo.