Vacature: marskolonist

Ruimtevaart heeft mij altijd mateloos geïnteresseerd. Het idee van meetbare oneindigheid, van nietigheid, tijdloosheid, en oneindig onbegrip. Het zijn zaken waarover ik mij regelmatig met plezier mijn hersenen breek. Tijdens een verloren kwartiertje in de trein bijvoorbeeld, of wanneer je op de bus staat te wachten.

Het heeft mij altijd fantastisch geleken om ooit nog eens de ruimte in te gaan. Het gevoel van gewichtsloosheid te ervaren, zo ontzettend ver weg te zijn van de rest van de mensheid, en naar de aarde terug te kijken en zijn schoonheid van zo'n afstand te ervaren. Voor ons, gewone stervelingen, is een leven als astronaut vooralsnog echter vrijwel onbereikbaar.

Onbereikbaar was het in ieder geval, tót ik recentelijk via een commentaartje op tweakers een ambitieus ruimtevaartproject tegen kwam wat mij toch redelijk heeft doen nadenken. Niet alleen over de ruimte en zijn oneindigheid, maar vooral over mijn eigen leven.

Het project in een notendop: de Mars-One expeditie heeft ten doel gesteld een bemande tocht naar Mars te laten gaan. Vooralsnog is dit niet gebeurd omdat het terughalen van de astronauten vrijwel onmogelijk is. Er moet immers in de raket die voor de heenreis gebruikt wordt een nieuwe raket voor de terugreis meegenomen worden met genoeg brandstof om weer op te kunnen stijgen vanaf Mars.

Het idee achter Mars-One is echter om een expeditie te doen waarbij de astronauten geen enkele directe manier hebben om terug te keren naar de aarde. Er gaan twee onbemande raketten vooruit, die ter plekke een soort appartement neerzetten dat automatisch water verzamelt, waaruit weer zuurstof wordt gemaakt (met behulp van elektrolyse). Bij aankomst van de eerste bemande raket (reistijd een half jaar) kunnen de astronauten hun intrek nemen in de appartementen om daar in hun zelfonderhoud te voldoen. Dat wil zeggen: een moestuintje onderhouden in de aangebouwde kas en water en grondstoffen verzamelen in de omgeving. Elke twee jaar kunnen er vervolgens vier extra astronauten arriveren om zo een werkelijke kolonisatie van Mars te starten.

Alhoewel er zo direct geen terugkeer mogelijk is, “zou het natuurlijk wel mogelijk zijn om ter plekke een raket te bouwen om daarmee terug te vliegen”, aldus de initiatiefnemers. Een nieuwe raket bouwen lijkt mij met alleen rots en stenen een redelijke uitdaging, maar oké, met meegebrachte onderdelen zou het eventueel kunnen.

Het interessantste van het hele project vind ik echter dat de vacatures voor astronauten nog open zijn.
En daar stond ik ineens voor een persoonlijke vraag: zou ik ooit het lef hebben om mij aan te melden om naar Mars te gaan zonder directe mogelijkheid tot terugkeren?

Dat betekent dat je hoogstwaarschijnlijk geen kinderen zal krijgen. Het betekent dat je een vrouw zal moeten zoeken uit een wel erg beperkte subset van de andere sexe. Het betekent dat je nooit meer bomen kan ruiken of sneeuw kan horen kraken onder de voeten. Geen bonkende katers meer van vage feestjes, geen inhoudsloze gesprekjes meer met caissières, geen vrijgezellenfeestjes of kinderpartijtjes, geen pianospel van mijn vader, of massages van de massagesalon op de hoek, geen verre reizen, of voorpret daarvan, geen cultuurshocks of burenruzie meer, geen barbeknoeis in het park, of wankelige bootjes op een meertje, nee niets van dat alles. Wat overblijft is een redelijk eenzaam en onzeker bestaan in een ruimte die voor altijd is afgesloten. Daarbuiten een zwijgzaam vijandige wereld, met alleen maar rotsen en rood licht. Je wordt uiteraard vereeuwigd in de historie als de eerste kolonist van Mars. Maar is vereeuwiging een dergelijk leven waard?

Voor mijzelf heb ik een moeilijke beslissing gemaakt. Ik heb om te beginnen het lef niet voor een enkeltje Mars. Ik mis de spreekwoordelijke ballen van staal. Die van mij zijn niet koud en hard, maar zacht en warm. Ik heb namelijk besloten dat ik veel te veel hou van de simpele dingen op onze eigen moeder aarde. Die avondwandelingetjes omdat het kan en bloemen rond mijn enkels naast de Amstel. Ik hou van die stevige handdruk van een nieuw persoon, of de mannelijke klapknuffel met een goede vriend. Ik hou van het leren van een nieuw kaartspelletje of gejoel van plezier, van wie dan ook. Ik hou van ogen die mij direct aankijken en plezier uitstralen. Ik hou van zand tussen mijn tenen, en zelfs van de modder op mijn rug terwijl ik word uitgelachen om mijn hilarische val daarin. Bovenal echter, hou ik van het opsnuiven van de aardse lucht, van zilte zomerlucht, vochtig door de zee, koele stille lucht vlak voor de storm en zelfs de lucht van een regenbui, terwijl die neerklettert op de stoep.

Maar als iemand anders op die Marsexpeditie gaat? Ik zal ervan smullen. Ik zal met fascinatie kijken wat er gebeurt en mijzelf altijd blijven afvragen waarom ík het niet gedaan heb. Maar dat is ook oké.
Ook daar hou ik van.