Ik ga scheiden 32

Ons huis leek niet veranderd. Er waren wat kleine zaken anders. De bedden waren netjes opgemaakt. Toch begon ik met al het beddengoed te wassen. Ik belde Marleen op, ik wilde haar vragen: ‘Hoe nu verder?’ Hoeveel kans had ik als ik de voogdij over mijn kinderen weer terug wilde hebben? Hoeveel kans maakte ik om in ons huis te blijven wonen? Ik zou haar morgen zien en bestelde een taxi. De bus in met een rollator vond ik nog te veel van het goede, maar ik besefte wel dat ik aan het reguliere leven plus openbaar vervoer moest wennen. Ik had eenvoudig het geld niet.

Marleen had geduld met mij, het duurde even voordat ik op een stoel zat voor haar bureau. Ik stalde mijn rollator naast mij. Ze begroette mij hartelijk.

“Ik heb veel goed nieuws, Petra.”
“En een klein beetje slecht nieuws?”
“Een paar zaken zijn nog niet helemaal goed.”
“Geef die eerst maar dan.”
“Maar zie het glas half vol, hè?”
“Ik heb kanker gehad en onbedoeld zijn mijn benen half verlamd. Mijn criminele ex heeft nu nog alle troeven in handen. Ik vind dat mijn glas nog steeds half vol is omdat ik mijn kinderen weer bij mij heb.”
“Dat is waar, en wij gaan er alles aan doen dat zo te houden. Je huis is voorlopig te bewonen door jou en je kinderen. Ik heb een verzoek aan de kinderrechter gedaan jou de voogdij weer te geven. Die laatste uitbarsting van hem naar jullie toe in Marions huis, heeft ook de deur voor de rechter dichtgedaan. Ik denk dat je een goede kans maakt. Je huis zal je uiteindelijk toch moeten verkopen omdat je Jan niet kunt uitkopen, denk ik en je kunt de maandlasten ook niet alleen opbrengen. Of zie jij andere mogelijkheden?”
“Nee, nog niet. Maar ik denk met subsidies en werken een heel eind te komen.”
“Werken?” vroeg Marleen verontwaardigd terwijl ze snel naar mijn rollator keek.
“Ja, werken, ik ga gewoon naar een uitzendbureau en vraag om zittend werk. Lopende band of wat dan ook. Ik wil gewoon werken voor mijn geld.”Dat is nobel, Petra, maar ik zou voor de zekerheid je uitkering nog niet opzeggen. Het lopen en staan gaat nog niet helemaal goed. Of weet je al meer over jouw mogelijkheden met betrekking tot je gezondheid?” 
Ik had voor het eerst het gevoel als een invalide gezien te worden. Nee, nog niet. Ik heb absoluut geen idee of de rechtszaak nog doorgezet wordt tegen het ziekenhuis.”
“O, die wordt doorgezet. Mijn collega Maarten van Gillis, een letselschade specialist, doet deze zaak. Er zijn twaalf potentiële slachtoffers van deze arts waarvan jij er dus een bent.”
“Ik snap niet waarom Constance mij dit niet gemeld heeft. Ik concludeer dat de advocatenwereld heel erg klein is als jij het wel al weet en ik niet.”
“Word niet boos Petra. Het klopt: wij praten over de zaken die we doen. Niet inhoudelijk, maar we weten van elkaar vaak wel wie wat doet. Deze zaak, tegen het ziekenhuis en de arts, is een grote zaak. Een zaak waarvan een ieder wel afweet. Ik wist dat jij een slachtoffer was omdat je mij dit ook verteld hebt. Vind je het een probleem wanneer hij mij informeert? Want anders respecteer ik dit.”

“Het is al goed, Marleen. Ik vind het goed, als het mijn zaak maar niet schaadt. Ik vertrouw je. Maar hoe gaat het nu verder? Wat gaat er met die zoon van Brock gebeuren?”
“Ja, ook dat nog, het was zijn zoon. Ik denk dat het OM er op aan zal sturen dat zijn zoon nooit meer mag opereren. Voor ieder slachtoffer geldt: wat deed je op dat moment voor werk en hoe stond je verder in het leven. Met andere woorden, wat vond je allemaal leuk wat je nu niet meer kunt doen door je mindervalide zijn. Je zult begrijpen dat een man of vrouw met een eigen zaak hogere compensaties krijgt dan een vrouw of man die dat niet heeft. Er wordt naar ieder slachtoffer apart gekeken. De zaak heeft een enorm gewicht omdat er al aanklachten tegen hem liepen. Het ziekenhuis heeft verzuimd hem op tijd op non-actief te zetten. Een hele kwalijke zaak.”

“Ik heb geen flauw idee wat ik kan verwachten.”
“Dat is maar net hoe de rechter schade interpreteert. Schade is: leed, levensvreugde, sport, hobby’s, een bewezen talent dat je nu niet meer kunt uitoefenen. Veronderstel dat je een talentvolle voetballer zou zijn. Dan kan dat in de miljoenen lopen.”
“Zo oneerlijk Marleen. Veronderstel dat ik mijn talenten pas ontdek na mijn scheiding? Niet hardlopen, dat begrijp ik, maar wel iets waar je mobiel voor moet zijn.”
“Klopt, het is wat je was en wat je nu bent. “
“Een huismoeder, dat is het. Het zal niet veel opbrengen. Huismoeders zijn niet zo populair. Vooral die schuldige niet, die zich voor alles en iedereen schuldig voelen. Het begint bij de kinderen en man.”
“Cynisch? Misschien terecht. Het helpt je zelden verder.”
“Klopt, en denken dat het allemaal wel goed komt ook. Dat helpt je ook geen moer verder. Ik kies nu voor mijn kinderen en ze zullen mij op een brancard mijn huis uit moeten slepen.”
“Wij gaan voor je knokken, Petra.”
“Wij?”
“Maarten Gillis zal mij ook op de hoogte houden en omdat ik je scheiding regel, en nog meer, lijkt me dat een goede zaak. We moeten gewoon krachten bundelen om jou en je kinderen een redelijk bestaan te geven. Vergis je niet in je ex, hij is gewelddadig en absoluut niet te vertrouwen. Hij heeft het morbide idee dat jij nog steeds van hem houdt en voor hem gaat. Hij accepteert niet dat dit niet zo is.”
“Hij is gek, iedereen weet het. Al die goedbedoelde steun is fijn. Echt, maar ze weten niet half wat je voelt en meemaakt wanneer je zelf met zo’n agressief persoon te maken hebt. Als ik straks een keer alleen thuis ben, de kinderen naar school, Marion is er niet. Zie je mij gaan met mijn rollator, vluchten?”

“Maar wat zou de overheid kunnen doen, Petra? Je weet net zo goed als ik dat er eerst strafbare feiten gepleegd moeten zijn voordat je iemand op kan sluiten. Zoals het binnendringen van Jan, dat zijn strafbare feiten.”
“Dat snap ik Marleen. Wat mij zo tegenvalt is het gebrek aan proactiviteit.”
“Ik snap wat je bedoelt, maar de overheid kan onmogelijk bij iedere agressieveling een agent neerzetten.”
“Nee, dat kan niet. Ze kunnen wel achter iedere boom een agent zetten om verkeersboetes te innen, dat dan weer wel.”
“Wat wil je nu eigenlijk zeggen, Petra?”
“Zie je dat niet, Marleen? Ik sterf van de angst. Zou willen dat ik zou kunnen rennen. Dat wilde ik zeggen. Maar laten we doorgaan.” 
Marleen bladerde door wat papieren. Er was even een stilte. Ik wilde niet boos worden, maar ik vond het zo verschrikkelijk onrechtvaardig.
“Zal ik maatschappelijk werk inschakelen? Deze mensen kunnen je alles vertellen over de subsidiewetten en wegen die je kunt bewandelen. Je moet een zo eerlijke en groot mogelijke kans krijgen om in dat huis met je kinderen te kunnen blijven wonen. De volgende zet van Jan en zijn advocaat zal ongetwijfeld zijn om jou en je kinderen er zo snel mogelijk uit te krijgen.”