Driek is ziek

Vorige week woensdag begon het al. Ik kwam uit mijn werk na een snikhete, benauwde dag. Ik snakte naar een groot glas cola en naar een koude douche. Toen ik thuiskwam, lag mijn echtgenoot op de bank. Hij droeg een trainingspak en had de rits tot aan zijn kin opgetrokken. Het was benauwd in huis; alle ramen en deuren zaten potdicht. “Is het nou echt zo koud vandaag of ligt het aan mij?” bibberde mijn lief. Ik stelde voor dat hij naar bed zou gaan, maar hij had het nog veel te druk met de voorbereiding van het congres in Brugge waar hij naar toe zou gaan om daar op zaterdag te spreken.

Donderdag belde ik om een uur of vier naar huis om te vragen hoe het ermee ging. Tussen de middag had ik ook al gebeld, maar toen belde ik hem uit zijn slaap. Tot half twee geslapen: niks voor hem. Maar hij klonk redelijk opgewekt en aan de bijgeluiden kon ik horen dat hij buiten was. Hij zat op het terras van de CoffeeCompany, vlak bij mijn werk. Ik maakte vlug mijn werk af om hem gezelschap te kunnen gaan houden. Wat een geluk dat hij zich weer wat beter voelde! Toen ik hem zag zitten op het terras, zag ik meteen dat het helemaal niet goed ging. Hij zag er ziek uit. Koortsig. Hij rekende af en we liepen langzaam naar huis. Het had hem een goed idee geleken om even naar buiten te gaan, even de benen te strekken en nu zou hij vast verder opknappen.

Niet dus. Die avond moest hij alles in orde maken voor zijn overnachting in Brugge. Ik pakte zijn tas in, want hij kon niet eens meer helder nadenken en stak al zijn energie in een PowerPointpresentatie die hij wilde laten zien op het congres. Om half tien stortte hij bijna in. “Ga anders even liggen,” adviseerde ik. “Dan maak ik je over een uurtje wakker. En je moet maar nadenken of je het ook nog ziet zitten om een column voor FOK! te schrijven.” Hij knikte onmiddellijk. “O ja. ik heb in al die jaren nog nooit verstek laten gaan, dus nu ook niet. Ik moet en zal een column schrijven.” Ik gaf hem een thermometer, omdat ik toch wilde weten of hij koorts had. 39,9 graden Celsius. Maar voordat ik ook maar iets kon zeggen, zei hij dat hij echt naar dat congres moest. Er werd op hem gerekend. Zijn treinkaartje was al betaald. Het hotel ook. Hij kon het niet afzeggen. “Ziek is ziek,” vond ik, maar hij bleef daar zeer hardnekkig in: hij moest erheen. Punt.

Een uur later maakte ik hem wakker. Hij strompelde naar de computer. Ik streek ondertussen zijn overhemd en hield hem ondertussen nauwlettend in de gaten. Het eerste plan was geweest dat hij al vroeg naar Brugge zou vertrekken om iets van de stad te zien. Maar dat idee liet hij maar varen. Hij zou wat later op de dag gaan. Eenmaal in bed gloeide hij als een kachel en voelde hij zich schuldig voor het kleine verhaaltje dat hij er voor FOK! had uitgeperst. De volgende morgen had hij veertig graden koorts. En zo'n temperatuur al in de ochtend! Ik moest wel naar mijn werk, maar omdat het zo rustig was, kon ik overuren opnemen. Om half tien ging ik naar huis. Mijn lief was heel ziek. Ik bood aan om hem naar het Centraal Station te brengen en hem daar op de trein te zetten. Hij accepteerde mijn aanbod dankbaar. Toen ik hem op de trein had gezet, ging ik met een zwaar gemoed naar huis. Wat zou ik blij zijn als ik hem weer in mijn armen kon nemen!

Aan het eind van de middag belde hij. Zijn trein had vertraging gehad, zodat hij zijn aansluiting in Antwerpen gemist had. Daar had hij een uur op het perron zitten wachten. Nu was hij in het hotel en was bekaf. ’s Avonds zou hij kennis maken met de andere sprekers en samen een hapje eten. Later op de avond klonk hij opgelucht. Hij had heerlijk gegeten en voelde zich een stuk beter. De volgende morgen belde ik hem om half acht wakker, want dat hadden we afgesproken. De rest van de dag moest hij zijn telefoon uitzetten en ik wilde wel weten hoe het met hem was gegaan die nacht. Klote. Hij had slecht geslapen. Dan weer koud, dan weer warm. Ik wenste hem succes en probeerde nog wat te slapen. Maar dat lukte niet zo goed. De naarste scenario's spookten door mijn hoofd. Dat hij in mekaar zou zakken op het congres. Dat ik een telefoontje zou krijgen...Nee, daar moest ik niet aan denken.

Wat was ik blij toen ik weer wat van hem hoorde. Tijdens zijn terugreis 's middags hadden we veel contact. Hij klonk heel zwak aan de telefoon en dat lag niet aan de verbinding. Eenmaal in Amsterdam haalde ik hem op van de tramhalte. Het zweet parelde op zijn voorhoofd en de drie trappen van ons huis kwam hij nauwelijks op. Hij ging onmiddellijk naar bed, nadat hij aan de kinderen blikjes chocolade had gegeven die hij in Brugge toch nog maar even had gekocht. Hij voelde zich schuldig, omdat hij voor mij niets had. Ik houd niet van chocola, dus had hij voor mij naar iets anders willen kijken. Maar hij had de puf niet gehad. Dat snapte ik natuurlijk ook wel. De koorts was inmiddels de veertiggradengrens gepasseerd en ik belde voor de zekerheid even met de huisartsenpost. Zij wisten me wat gerust te stellen.

We zijn nu een week verder. Ik heb gelukkig vrij kunnen nemen deze week, want ik had hem echt geen negen uur per dag alleen durven laten. Mijn schat heeft al een zwakke gezondheid, maar nu lijkt hij helemaal broos en teer zoals hij daar in bed ligt. 'De reus is geveld,' reageerde iemand op Facebook. Ja, mijn reus van bijna twee meter ligt doodmoe in zijn bed. En ik doe alles wat ik maar kan doen. Het gaat met kleine stapjes vooruit. Gisteren heeft hij voor het eerst even achter de computer gezeten. Af en toe zit hij even op de bank. Maar hij is er nog lang niet. Vandaag voor het eerst een blokje omgegaan met z’n tweetjes. Dat viel vies tegen. Een column schrijven, zat er echt niet voor hem in. Daarom heb ik het maar gedaan. Beterschap, lieve Driek! Dat je maar gauw weer de oude mag worden!