De weerwolf en het lam

In een hut aan de rand van een groot donker woud woonde een schaapherder. Hij bracht de meeste tijd door op de weilanden aan de rand van het woud, waar hij met behulp van zijn honden een kleine kudde schapen hoedde. Verder werkte hij niet veel, want hij lag liever wat op het gras te dagdromen.
Normaal gesproken zou niemand zich bekommeren om de man. Deze schaapherder was echter een wolf in schaapskleren. Hij kon soms onverklaarbare woede-uitbarstingen hebben en tijdens zo’n uitbarsting veranderde hij in een enorme weerwolf. Die woede-uitbarstingen kwamen helaas steeds vaker voor en zo kwam het dat de schaapherder vaker weerwolf was dan schaapherder. Op een gegeven moment dwaalde de weerwolf bijna iedere nacht door het donkere woud. Het was wel vreemd dat hij als weerwolf zijn eigen schapen niet doodde en ook niet at. Sterker nog; hij wilde zijn kudde uitbreiden.
Op een dag had hij op een open plek in het woud een kuil gegraven. In die kuil had hij flink wat gras gelegd. Daarna had hij zijn mes genomen en er een diepe snee mee in zijn arm gemaakt. Het bloed liet hij in de kuil op het gras lopen. Hij liet het flink bloeden zodat het gras er rood van kleurde. Daarna dwong hij een van zijn schapen van dat gras te eten. Even later was het makke schaap veranderd in een groot grommend monster met enorme slagtanden en ogen waarin je het hellevuur kon zien branden. Toen de weerwolf zag dat zijn bloed de juiste uitwerking had, liet hij meerdere schapen van het gras eten. En ook al veranderden de schapen in gevaarlijke, bloeddorstige monsters, de weerwolf had de volledige macht over ze. De monsters volgden alle bevelen van de weerwolf op.
Vervolgens maakte de weerwolf een aantal nieuwe kuilen, vulde deze met gras en slachtte enkele van de monsters om het gras met bloed te doordrenken. Alle schapen moesten van het gras eten. Sommige deden het al uit zichzelf, maar de meeste werden gedwongen door de weerwolf.
Toen de hele kudde in monsters was veranderd, was de weerwolf klaar om de kudde te gaan uitbreiden door andere herders met hun kuddes aan te vallen.

Niet ver van het donker woud en het hutje van de schaapherder was een dorp. De dorpsgenoten leefden er in vrede met elkaar. Er gebeurde nooit veel. Mensen gingen dood van ouderdom of door ziekte. De dorpsbewoners kenden de schaapherder wel en wisten ook dat hij in een weerwolf kon veranderen, maar ze hadden er tot nu toe geen last van gehad. Als je maar niet ’s nachts het bos in ging, kon je niets gebeuren.
Kazimiera was altijd zeer vroeg op. Dat was nodig omdat ze bij de boer even buiten het dorp ging helpen met de oogst. Zoals gewoonlijk fietste ze ook nu weer het dorp uit. Maar terwijl ze normaal lekker kon genieten van het mooie weer of zelfs van de frisse regen, voelde ze nu een beklemmende sfeer. De lucht was ook donkerrood gekleurd. Kazimiera had nog nooit zo’n rode lucht gezien. Ze had angst en ze wist niet waarvoor.
Niet lang daarna zag ze over de velden heen aan de horizon iets dat haar deed verstijven. Het was iets dat steeds dichterbij kwam en dreigender werd. Kazimiera wilde vluchten, maar was niet in staat om zich te bewegen. Even later was ze omringd door verschrikkelijke monsters. Ze dacht dat ze dit niet zou overleven, maar de monsters deden haar niets. Ze weken uiteen en op het vrijgekomen pad zag Kazimiera de weerwolf op haar afkomen. Ook zij kende de schaapherder, maar tot nu toe was deze nog nooit eerder overdag als weerwolf gezien en zeker niet in de buurt van het dorp. De weerwolf keek Kazimiera met zijn gloeiende ogen aan en sprak met een diepe, dreigende stem.
´Ga naar het dorp, meisje. Vertel de mensen dat ze niets te vrezen hebben als ze zich aan me onderwerpen, maar dat ze sterven als ze me tegenwerken. Laat de boeren me hun oogsten schenken en hen zal niets gebeuren. Maar als ze weigeren wacht de dood.´
Kazimiera deed wat de weerwolf van haar verlangde. De meeste dorpelingen wilden zich echter niet zomaar aan de weerwolf onderwerpen en trokken het dorp uit om hem te bevechten. Kazimiera probeerde ze nog tot andere gedachten te brengen, omdat zij die kudde dreigende monsters had gezien en wist dat de dorpelingen geen kans zouden maken, maar haar woorden spatten op een muur van onbegrip uiteen.
Geen van de dorpelingen die ten strijde trokken overleefde de strijd. Ze hadden geen kans tegen de overmacht aan monsters. Het werd een verschrikkelijk slagveld. Het bloed van de dorpelingen kleurde de aarde rood en het vloeide onnodig. Het dorp werd ingenomen. De overige dorpelingen werden onderworpen aan de weerwolf en moesten al hun bezittingen afstaan. De oogsten van de boeren werden in beslag genomen en wie verzet pleegde werd met zijn hele familie uitgemoord.

Andere dorpen volgden. Schaapherders werden gedood en hun kuddes werden veranderd in nieuwe monsters. Zo kreeg de weerwolf een steeds grotere en machtiger kudde. Hij had al een enorm gebied in handen toen hij bij een groot meer kwam. Zijn schapen waren dan wel monsters geworden, maar ook deze monsters konden niet goed en lang zwemmen. De weerwolf moest dus een manier verzinnen om aan de andere kant van het water te komen en sloeg tijdelijk zijn tenten op aan de oever van het meer.
De dorpen aan de overkant van het meer hadden gehoord van de verschrikkelijke oorlog die de weerwolf voerde. Ze hadden zich verzameld en een plan bedacht om de weerwolf en zijn kudde te verslaan. Burgemeester Eisenhill van een van de dorpen had bedacht dat de bloeddorstige monsters zonder hun leider waarschijnlijk tot niets in staat zouden zijn. Alle aandacht moest dus op het doden van de weerwolf gericht zijn.

Tijdens een rustige maar mistige nacht, voeren twee mannen met een vissersbootje over het meer in de richting van de plek waar de weerwolf met zijn leger monsters verbleef. De mannen meerden een paar kilometer van de vijand aan. Ze smeerden zich in met modder uit het meer. Zo waren ze bijna niet te zien in de mist. Ze hadden geweren bij zich en een groot slagersmes. Ze slopen naar het kamp van de weerwolf. Omdat het nacht was, zou deze wakker zijn, maar zou het leger monsters ook wakker zijn? Ze hadden geluk. Het leger was in diepe rust. Na enkele minuten kregen ze de weerwolf in het vizier. Hij stond aan de rand van het meer. De mannen moesten nu heel stil zijn, want weerwolven hebben enorm gevoelige zintuigen en ieder klein geluidje dat ze maakten zou de weerwolf horen. Deze mannen waren echter zeer getraind en konden zonder geluid te maken op schootsafstand komen. Beiden vulden hun geweren met zilveren kogels, want dat zijn de enige kogels die een weerwolf kunnen doden. Ze mikten, schoten en de weerwolf stortte ter aarde. De mannen liepen snel naar de plek waar hij neerstortte. Haast was geboden, want door de schoten werden er al monsters wakker en voordat die in de gaten zouden hebben wat er aan de hand was, moesten nog wat taken worden uitgevoerd.
De weerwolf lag voor dood op de grond. Een van de mannen pakte het slagersmes en scheidde daarmee de kop van de weerwolf van de romp. Intussen stak de ander met zijn meegebrachte lucifers het lijk van de weerwolf in brand. De monsters die wakker waren geworden en in de gaten kregen wat er aan de hand was, wilden dichterbij komen, maar ze begonnen te wankelen. De betovering leek te verzwakken. Nadat het lijk van de weerwolf was verbrand, strooiden de mannen de as uit over het water van het meer. De opdracht was gelukt; het beest was verslagen. Op dat moment stortten de monsters ter aarde, ze begonnen over hun hele lichaam te schokken, rood slijm kwam uit hun bekken en even later waren ze dood. De normale situatie was hersteld. De mannen gingen nu de mensen in de bezette dorpen vertellen dat ze bevrijd waren. Ze werden als helden binnengehaald.
De volgende dag wilden ze de dorpelingen de plek laten zien waar ze de weerwolf hadden gedood. Maar er wachtte hen een verrassing. Op die plek lag één van de monsters. Hij lag op de rug met de poten omhoog. In de buik was een enorme scheur ontstaan. Daaruit stak de kop van een lammetje. Het zat enigszins klem. De mannen aarzelden niet en bevrijdden het lam uit de buik van het monster.

Die gebeurtenis wordt nog steeds gevierd in de dorpen die onder het beest te lijden hadden. De zielen van de doden worden herdacht en de bevrijding van het lam wordt gevierd.