Regeren is belasting heffen

Iedere zaterdag- en zondagmiddag corresponderen FOK-columnisten in de rubriek Plat Haags over de stand van de politiek in ons land. Vandaag een bijzondere oproep van Perikles.

Het H-woord is nauwelijks een taboe meer, tijd om het eens over het B-woord te hebben. B van belastingverhoging natuurlijk. Aanleiding genoeg. We zitten met een staatsschuld van vierhonderd miljard, een bom onder het economisch stelstel. Die schuld is het gevolg van de merkwaardige gewoonte van de overheid om minder belasting te heffen dan hij van plan is uit te geven.

Crisis of geen crisis, rechtse of linkse regering, vrijwel elk jaar dient de Kees de Jager van dienst een begroting in met een gat. Het gebeurt niet alleen in Nederland maar in bijna de hele wereld. Dat kan geen toeval zijn, dus is het opzet. En daarmee voer voor liefhebbers van complottheorieen. Neem het psychologisch effect op de burger van een begrotingstekort. Het ligt voor de hand dat de burger gaat denken dat de overheid teveel uitgeeft, vandaar de voorspelbare Pavlovreactie: dat de overheidsuitgaven omlaag moeten. Terwijl het alternatief minstens zo logisch is: Genoeg belasting heffen om er een democratisch vastgestelde begroting mee te kunnen dekken.

Juist in tijden van economische crisis zouden de overheidsuitgaven op peil moeten blijven, sterker nog, ze zouden beter omhoog kunnen. Omdat wij burgers het tegenovergestelde doen. Zodra het C-woord weerklinkt houden we onze hand op de knip en daarmee werken we de crisis nog eens in de hand. Burgers zijn de speelbal van psychologie, juist de overheid is in de positie om rationeel te handelen. Dat geld in de knip van de burger zou juist nu de economie in gepompt moeten worden en omdat de burger het nalaat, blijft alleen de overheid over. Die moet het dus eerst bij de burger ophalen, via de belastingdienst. Keynes, weet u nog. Zelfs in tijden van voorspoed dragen overheidsbestedingen stevig aan de welvaart bij. De enorme groei in China en Turkije is niet in de laatste plaats te danken aan overheidsprojecten.

Maar dat zijn voorlopig dagdromen. De bizarre werkelijkheid is dat we zo allergisch zijn voor het B-woord dat de overheid sluipwegen zoekt om aan duiten te komen. Bijvoorbeeld via boetes op liefhebberijen die schade en overlast veroorzaken. Roken, drinken en autorijden. Het komt goed uit dat we ze niet willen verbieden, we leven immers in een vrij land. Dus maken we ze duur. Kassa! Accijns op roken, drinken en benzine, de bekeuring voor te hard en onder invloed rijden en de parkeertarieven en -boetes. Ook ziekte en ouderdom worden tegenwoordig steeds zwaarder bestraft, door het steeds opnieuw verhogen van de eigen bijdrage. Dat noemen we dan weer bezuinigen, een miraculeus eufemisme.

Is er dan iets mis met bezuinigen? Bezuinigen is strak plan, vooral als er goede argumenten voor zijn. Dat het begrotingstekort binnen de heilige grens van drie procent moet blijven, is dat een goed argument? Misschien alleen al niet omdat die grens eigenlijk nul procent zou moeten, en kunnen zijn. Dat er op overbodige bureaucratie, salarissen boven de Balkenendenorm, een wildgroei aan managementlagen en andere franje bezuinigd mag worden is een open deur intrappen. Maar waarom zouden we bezuinigen op goed en betaalbaar onderwijs voor iedereen, een gegarandeerd niveau van zorg, beter openbaar vervoer en politie? Omdat er belangrijker dingen in het leven van een burger zijn? Welke dan? Ooit was regeren vooruitzien, tegenwoordig is het crisismanagement. Echt regeren impliceert belastingheffen.

Deze column is als opiniestuk verschenen in Trouw van vrijdag 13 april 2012 onder de titel: Bezuinigen helpt niet, belastingverhoging wel