Zwakkeling | een jaar na Ridderhof

Met de beentjes omhoog op de bank. Onder een dekentje. Sigaretten en koffie binnen handbereik. Laptop op schoot, amateur-photoshoppend aan een ontwerpopdracht. Het ging lekker. Had aardige ideeën en kreeg ze zowaar redelijk vanuit mijn hoofd op het scherm. Ik werkte aan twee conceptjes. Een voorzichtig opwindende vrouw tussen twee autostoelen door. En een mannenhoofd opgebouwd uit een hele stapel oren, neuzen en lippen. Zag er goed uit. Ik was te spreken over mijzelf.

Toen de conceptjes eenmaal af waren, nam ik even tijd om wat andere dingen te doen. De koffiepot bijvullen. Broodje eten. En, opnieuw onder het dekentje, even door de nieuwssites klikken. Het nieuws van de dag was de herdenking van de schietpartij, een jaar geleden in winkelcentrum Ridderhof in Alphen aan den Rijn. Ik schrok. Was dat een jaar geleden? Hoe lang had ik daar niet meer aan gedacht? Waarom had ik daar in godsnaam zo lang niet aan gedacht?

Ik was zeer van slag toen ik het nieuws over Alphen aan den Rijn vorig jaar vernam. Het was een schokkend bewijs dat waanzin niet langer alleen aan de andere kant van de wereld bestond. Het kon ook in Nederland gebeuren. De volgende idioot met een automatisch wapen kon maar zo in de binnenstad van het door mij zo geliefde Zwolle staan. Het greep me erg aan, die schietpartij. Ik was er woedend om. Stampvoetend omdat dit soort zaken niet in mijn land mochten gebeuren. Ik moest bijdragen aan het tegenhouden van de waanzin, vond ik. Columns schrijven, erover spreken, discussiëren, ik moest iets doen.

Het is een jaar geleden. Zonder de beelden van de herdenking had ik me dat niet eens gerealiseerd. We zijn een jaar verder en ik heb niets gedaan. Volgens mij heb ik er niet eens een column aan gewijd. Tijdens de herdenking riep een van de slachtoffers op om allemaal ons steentje bij te dragen om tot een veiligere maatschappij te komen. Ik was het met haar eens. En vond haar woorden uiterst belangrijk. Maar ik zag mijzelf liggen. Onder een dekentje. Klikkend door een website. Dat was mijn enige verzet, in een jaar tijd. Zeggen dat ik het zeer belangrijk vind, maar het eigenlijk slechts ter kennisgeving aannemen.

Ik ben een zwakkeling. Niet alleen omdat ik niets doe, maar ook omdat ik zo snel vergeet. Ja, als er een mooie film over wordt gemaakt, of een boek, dan onthoud ik het wel. Dan kan ik zelfs indrukwekkende zinnen citeren. Maar wanneer het echt is, wanneer het nagenoeg naast de deur is, vergeet ik het gewoon. Het is grof. Wanneer mensen mij vragen wat ik leuk vind aan columns schrijven, antwoord ik steevast dat ik het interessant vind om een genuanceerde mening te geven of een verrassende invalshoek te kiezen. En dat het uiteindelijk strelend is wanneer ik mensen aan het denken heb gezet.

Aan het denken zetten, is dat mijn taak als columnist? Een spiegel voorhouden? Perspectief bieden? Dat is een mooi streven, maar mag het daarbij blijven? Ik wind me op over die schietpartij, maar dan. Hoef ik me slechts op te winden tot de volgende column? Moet ik lezers aanzetten tot één week nadenken? Tot de volgende dinsdagochtend, moeten ze dan weer over iets anders nadenken? En hoef ik alleen maar aan te zetten tot denken? Is dat alles wat ik moet doen? Het is een jaar later en ik heb helemaal niets gedaan. Sterker, ik heb er niet eens over geschreven, niemand aangezet tot denken, ook niet voor een week.

Ik heb niets gedaan, niets om de wereld een beetje te verbeteren. Ja, misschien nu, nu ik door het stof ga en publiekelijk toegeef dat ik niets deed. En zelfs dit schrijf ik enigszins hopend dat mensen zich er in herkennen en wél iets gaan doen. Want het moet van hen komen. Ik heb me weer een uurtje opgewonden. Ik heb wat woorden op papier gesmeten. En ben daarna weer onder mijn dekentje gekropen, met nieuwe sigaretten en verse koffie. Rustig photoshoppend omdat ik dat leuk vind en er een paar knaken voor krijg. Ik ga verder waar ik gebleven was. Ik hoop dat ik mensen aan het denken zet, want van mij valt niets te verwachten. Ik ben een zwakkeling. Ik doe niets.