Ik ga scheiden 15

Een kleine overwinning.

“En wat wilde u nu doen, meneer Jan Vermeer?” 
Ze ging recht tegenover Jan staan. 
“Denk er heel goed over na wat uw volgende stappen zullen zijn, want ik beloof u dat ik voor de rest van uw leven een steenpuist op uw verachtelijke reet zal worden wanneer u zichzelf maar een moment de vrijheid verschaft mij aan te raken op een manier anders dan de hand die ik u nu geef en dat u daarna verdwijnt. Ik regel de rest met uw advocaat. U kunt gaan, nu! Mij bedreigen in mijn eigen kantoor?” 
Jan stond op, maar gaf haar geen hand terwijl Marleen met een uitgestoken hand stond. Hij verdween en sloeg de deur hard achter zich dicht en verdween. Ik voelde mij goed. Meer dan gewoon goed. Ik voelde een heerlijke overwinning. Wat een vrouw.

“Marc-Jan, jij zorgt er hoogstpersoonlijk voor dat Jan Vermeer vrijdag klaarstaat met de kinderen bij zijn voordeur. Ik wil ook dat hij de bezoekregeling tekent. Mocht hij dat niet voor vrijdag doen, dan stuur ik een brief naar de Orde van Advocaten. Ik zal daarin uitleggen hoe slecht jij je voorbereid hebt in deze zaak.” 
Marc-Jan stond op en gaf Marleen, Marion en mij een hand en bood zijn excuus aan voor deze vertoning.

Het was vrijdag. Ik had die nacht geslapen. Om vijf uur in de middag zou ik mijn schatten weer zien. Ik zou ze weer kunnen ruiken en aanraken. Jolanda was met mij meegegaan. Ik voelde mij veilig, maar doodzenuwachtig. Niet voor de kinderen, maar voor wat Jan nu weer uit zijn hoge hoed zou toveren. Ik belde aan en dat deed ik na vijf minuten nog. Jolanda en ik keken om beurten langs de gordijnen naar binnen. Niets. Geen enkel teken van leven. Ik voelde een steen in mijn maag. Ik voelde moordneigingen in mij opborrelen en zat te bedenken waar en hoe ik aan een pistool kon komen. Het kwam er plotseling uit. Onvermijdelijk.
“Waar kan ik aan een wapen komen, Jolanda?” 
Ze keek mij geschrokken aan.
“Dan zie je ze echt nooit meer, lieverd. Het zal een harde strijd worden, maar we moeten hem wel eerlijk voeren. Oneerlijkheid en de leugen duren het kortst.” 
We stonden nog een halfuur voor de deur van mijn huis. Ik had al lang geprobeerd met mijn eigen sleutel binnen te komen, maar de sloten waren veranderd. Ook opbellen was een vergeefse actie. Kansloos, omdat zijn telefoon gewoon uit stond. Jolanda sommeerde mij geen domme dingen in zijn antwoordapparaat in te spreken. Hij zou het zeker gaan misbruiken.

“Jan, ik zie dat je niet thuis bent. Je houdt je niet aan de gemaakte afspraken. Dat vind ik erg jammer. Wanneer kan ik Ilse en Markus komen ophalen? Bel mij zo snel mogelijk terug.”
“Dat is precies wat je kunt zeggen, Petra. Heel goed.” Ik stond na drie kwartier nog steeds samen met Jolanda voor mijn huis. De buren keken zo af en toe langs de gordijnen. Oude tante Jannie, zoals Markus en Ilse haar noemden, schudde een beetje afkeurend met haar hoofd. Ze woonde twee huizen verder. Ik kende haar goed en ik wist dat ze het erg voor mij vond. Ik knikte vriendelijk. Ze deed haar hand voor haar mond en het leek erop of ze wilde huilen. Ik kon niets terug laten zien. Ik was leeg. Ik had mij nooit leger gevoeld dan op dat moment. Machteloos. Machteloos tegen de wil van mijn ex. Machteloos om er ook maar iets tegen te doen nu. We keerden terug naar het huis van Marion. Marion deed open en kuste mij direct. Ik huilde. Ze begreep direct wat er aan de hand was. Ik zei niets en liep de trap op naar boven, naar mijn kamer. Ik zou niemand meer spreken deze vrijdagavond. Ik voelde mij wegglijden in mijzelf. In een diep zwart gat, het licht om mij heen verdween steeds meer. Ik schrok om tien uur ’s avonds wakker. Ver weg had ik mijn deur wel verschillende keren open horen gaan die avond, maar geen reactie gegeven. Ik vloog overeind in de hoop het toilet nog te halen. Moest spugen. Ik haalde het bijna. Het was niet veel. Minutenlang hing ik boven de pot en maakte nare geluiden. Mijn borst deed ongelofelijk veel pijn. Ik voelde een arm om mijn schouders en keek vanuit mijn ooghoeken omhoog. Marion, ze zat geknield naast mij. Ik stond op.


“Ik ga het even schoonmaken, Marion.”
“Doe geen moeite, lieverd. Dat doe ik wel.” 
“Geen sprake van.” 
Ik liep naar de plek die zij mij aangewezen had, waar schoonmaakmiddelen stonden. Ik vond het echt te ver gaan dat juist zij dit op zou ruimen voor mij. Ik pakte een fles bleek. Het werd zwart voor mijn ogen. Ik werd twee uur later weer wakker in een ziekenhuisbed.
“Is het opgeruimd?” zei ik zacht. 
Marion keek mij alleen aan en streelde mij door mijn haar. Ze legde een paar lokken haar die op mijn voorhoofd lagen opzij.
“Doe jij nu maar rustig aan, lieverd.”
“Wat doe ik hier en waar ben ik?”
“Je viel flauw thuis. Ik heb je voor onderzoek toch even hier naartoe laten brengen. Je was toch wel twee uur buiten bewustzijn. Dat is een beetje lang, vandaar. Ze gaan straks wat onderzoekjes bij je doen.”
“Wat gaan ze doen dan?” 
Ik had helemaal niets met ziekenhuizen. Ik had er ook nog nooit in gelegen.
“Ze nemen in ieder geval wat bloed bij je af.” 
Marion had het nog niet gezegd of er stond al een zuster aan het bed met een uiterst vriendelijke glimlach. Ze nam vijf buisjes bloed af. Rijkelijk veel, vonden Marion en ik. Maar ze lachte onze opmerkingen weg en verdween.
“En nu, Marion? Wat als de kinderen voor de deur staan?”
“Ik heb Jolanda al ingelicht. Zij heeft Jan een sms gestuurd dat deze gang van zaken aan beide advocaten gemaild zal worden. Ze heeft ook gemeld dat jij de rest van het weekend de kinderen niet meer op kunt vangen.”

“Maar dat had ik willen weten, Marion!” 
Ik voelde een boosheid in mij opkomen.
“Luister lieverd, ze heeft de sms een kwartier geleden verzonden nadat ze de dokter had gevraagd wat er met jou aan de hand was en of je er dit weekend nog uitkomt. Dit was niet zo.” 
Marion bleef bij mij. Ze ging een boek lezen in de enige gemakkelijke stoel die in mijn kamer stond. Ik viel weer in slaap tot de volgende ochtend. Het was zaterdagochtend. Ik had goed geslapen. Marion lag een beetje verkreukeld in de stoel. Haar boek was op de grond gevallen. Het was acht uur, er kwamen twee dames binnen met witte jassen en een bos pennen in hun borstzak. Ik schatte zo in dat het dokters waren. Marion werd wakker. Na wat heen en weer gepraat hoe ik mij nu lichamelijk voelde kwamen ze al snel tot hun doel.

“We moeten u helaas mededelen dat we wat meer onderzoeken moeten doen.”
“Wat meer onderzoeken? Wat dan? Ik heb nog nooit iets gemankeerd.”
“Wij willen maandag een MRI-scan maken.’
“Dat is toch voor je hoofd?”
“Niet alleen het hoofd maar in dit geval willen we wel een scan van uw hoofd en torso maken.”
“Waarom?” piepte ik bijna onhoorbaar.
“We hebben een vermoeden, maar dat willen we pas uitspreken na onze onderzoeken. Heel veel sterkte, Petra.” Ze wilden mij een hand geven maar ik was nog niet klaar.

“Wanneer mag ik naar huis?”
“Maandagmiddag, wanneer de MRI-scan bevredigend is. Je zult echt even geduld moeten hebben.” 
Geduld. Ik voelde mij vreemd. Alsof ik ver van het leven afstond.