We wisten niet beter

Ik groeide op in een klein dorpje. Het had negen kerken, twee cafés en riolering. O ja, er woonde ook een neger. Alleen mochten we die geen ‘neger' noemen, want dan werd de donkere meneer heel boos. Maar goed, dat wisten we natuurlijk nog niet toen we hem voor het eerst ontmoetten.

Er waren wel meer dingen die wij niet wisten. Zo kenden wij de oorlog alleen maar uit kinderboeken over Joodse meisjes die met hun familie moesten onderduiken, en stoere jongens die met hun hond Engelse piloten van de Duitsers redden. De oorlog was dus gaaf en heel spannend. Maar toen vertelde de juf dat wij twee kinderen op school zouden krijgen die waren gevlucht uit Bosnië. Dat waren gekke kinderen. Ze spraken heel raar Nederlands en ze wilden niet eens vertellen over hun heldendaden in de oorlog. Dat was echt een tegenvaller, vooral toen het oudste meisje begon te huilen. Daar konden wij niets mee, maar gelukkig legde de juf uit dat oorlog toch niet zo leuk was. We vonden het meisje niet meer stom, maar heel erg zielig. Daarom speelden we met haar.

Na de basisschool fietsten wij dorpelingetjes tegen de wind in naar de grote stad, waar de middelbare school stond. Degene die als eerste doorhad dat meisjes geen Lapagayotruien meer moesten dragen, werd het populairst van ons allemaal. En gelukkig brachten de nieuwe vriendjes en vriendinnetjes uit de stad ons nog veel meer levenslessen bij: lenzen werden hot, de bril een not; je kon wel stiekem in de Break Out! naar naakte mensen op de binnenpagina loeren, maar niet aan de docent vragen waarom de hele klas moest lachen bij het woord ‘vibrafoon'; bij de Mac kreeg je geen mayonaise, maar groene saus, wat net zo lekker was als mayonaise. Wij naïevelingen luisterden goed, pasten ons aan en overleefden stuk voor stuk de middelbare school.

Na al die wijze levenslessen, aanpassings- en overlevingsstrategieën, zou je denken dat wij heel goed zouden zijn in het accepteren en adopteren van andere ideeën. Er was een probleem aangewezen, een oplossing aangeboden en wij werden er allemaal gelukkiger van door ons aan te passen. Toch was er iets geks aan de hand en dit betreft met name de T-shirtkeuze van een paar van onze oud-dorpsgenoten. Op diverse, meestal roodgekleurde T-shirts verscheen zo nu en dan een beeltenis van bepaalde ‘helden'. Mao en Ché Guevara keken ons overal aan. En niemand vertelde ons dat het niet normaal was.

Tijdens geschiedenis werd duidelijk dat Mao Zedong een belangrijk persoon in de Chinese geschiedenis was. Deze dictator kreeg het voor elkaar om naar schatting veertig tot tweeënzeventig miljoen mensen te doden. Niet persoonlijk natuurlijk, anders zouden zijn mythologische proporties waarschijnlijk nog groter zijn dan nu. Ché Guevara, de ‘vrijheidsstrijder', had wèl persoonlijk een flinke hand in de mensen die hij executeerde in Cuba. De revolutionair en executiekoning van het communisme wordt nog steeds geroemd, vooral op de shirtjes van de jonge SP-aanhangers. Dat zou je eens met Hitler moeten proberen. Maar kunnen we het deze generatie kwalijk nemen dat ze met massamoordenaars dwepen?

Nee, we wisten niet beter. Mao en Ché waren namelijk de iconen van de jaren 60 en 70. Onze ouders, docenten, en anderen die de hippietijd actief hadden meegemaakt, zijn er zelf mee begonnen. Alleen de goede eigenschappen van deze mythische figuren werden doorgegeven aan de jongere generatie. Zo zijn er ook bar weinig mensen die zijn geboren in de jaren 80 en later, die weten hoe erg het links terrorisme in Nederland was, omdat het gebeurde in hun kindertijd. Mijn generatie kent de terreurgroep RaRa alleen van het spelletjes: "Rara, wie ben ik?" Links extremisten bevrijdden dieren. Ze deden niemand kwaad, behalve Pim Fortuyn. Onvergeeflijk! Maar dat gebeurde door een eenling. Een gek. Het kwaad kwam immers altijd van rechts. Nazi's, die waren pas erg. Rechts extremisme, daar moest je bang voor zijn.

Maar nu hebben wij, oud-dorpelingen, allen internet. Nu de steden zijn voorzien van glaskabelnetwerken, gebruiken de dorpen de kabelaansluiting voor hun computer. Wij van de jaren 80, kunnen alle informatie vinden die we maar willen. Maar willen we nu weten dat ons wereldbeeld van vroeger niet meer klopt? Willen we alle nare dingen horen over links extremisme, nodeloze oorlogen, de miljoenen slachtoffers van onze ‘helden', de moordenaars? Of zouden we net als vroeger onze vingers in de oren kunnen steken en een liedje zingen, zodat alles hetzelfde blijft? Toen wisten we niet beter. Heerlijk, die onwetendheid. Dát zouden we weer moeten willen met z'n allen.