Stom

Ik krijg een papieren strookje om mijn stuur geniet en een bonnetje in mijn hand gedrukt. Verderop is nog ruim plek. Daar parkeer ik mijn fiets. Ik zet hem zorgvuldig op slot. Vervolgens loop ik de stalling uit en de trap op naar de kaartautomaten. Gelukkig is er eentje vrij. Om me heen is het nog donker. Op het verlichte display druk ik in: Z – Zutphen – Enkele reis – Tweede klas – Korting – Vandaag geldig – 1 kaartje – pinpas. Ik steek mijn pas in de gleuf en reken af. Twee euro twintig. Even later komt mijn kaartje tevoorschijn. Ik stop het samen met mijn pasje zorgvuldig in mijn binnenzak.
Dan ga ik naar perron 3. Over tien minuten komt de trein. 'Hé Bas!' hoor ik aan de overkant op het andere perron. Daar staat Arie. Hij zwaait. Ik zwaai terug en roep: 'Hoi!' Moet je zien, de trein komt er al aan. Hij zit proppievol. De deuren gaan open en iedereen stapt uit. Het is het eindpunt. En het beginpunt van een nieuwe rit terug naar Zutphen. Ik stap in en vind een leeg zitje. Mijn tas zet ik op de bank naast me. Lang zal de rit van Apeldoorn naar Zutphen niet duren. Ik houd mijn jas aan. We moeten nog een minuut of wat wachten. De conducteur komt langs. Hij hoeft nog geen kaartjes te zien, maar pakt alle kranten uit het bovenrek. Ik werp een blik naar buiten.

Mijn raam kijkt uit op het perron. Bij de rokerspaal staan wat mensen. Zo is daar een meneer met een korte jas en een strakke spijkerbroek. Die broek is verkleurd, maar volgens mij niet vanzelf. Hij lijkt op bepaalde plaatsen gebleekt. De meneer kan niet stil staan. Hij hupt van het ene been op het andere en doet steeds stappen opzij en naar voren. Ondertussen trekt hij als een bezetene aan zijn sigaret.
Een jongen leunt met zijn rug tegen een paal. Zijn linkerbeen staat iets schuin naar voren; zijn rechter heeft hij opgetrokken en zijn voet staat met de zool tegen de paal. In zijn ene hand houdt hij zijn sigaret, in zijn andere een telefoon. Hij drukt op knopjes met zijn duim. Verzonken in zijn eigen wereldje van vier bij zes centimeter.
Er komt een oudere dame voorbij. Ze draagt een lange donkerrode jas en schoenen van dertien in een dozijn. Ik vraag me af wat je met dertien schoenen zou moeten. Je hebt maar twee voeten en stel je deelt ze uit aan de armen, dan hou je er altijd eentje over. Tenzij een van de minderbedeelden ook qua voeten minderbedeeld is. (Moet je wel net mazzel hebben dat de juiste voet mist.) Bovendien zijn schoenen voor de voeten, niet voor de armen. Ik grinnik bij het bedenken van al deze onzin. Het raam beslaat er bijna van. Terug naar de mevrouw. Ze heeft grijze krullen en trekt een trolleykoffer achter zich aan. Hopla, nu is ze uit beeld.
Er is een andere man bij de rookpaal komen staan. Hij heeft een bolle buik. Zijn jas hangt open en zijn T-shirt is te kort. Een stuk blote buik blubbert van onder het shirt en boven zijn broek uit. Er zitten haren op. Zijn peuk hangt in een mondhoek. Ook hij heeft een telefoon in de hand. Met zijn andere hand maakt hij vegende bewegingen over het schermpje.
Wacht, daar verderop komt een jongedame langs. Ze draagt laarsjes en een legging onder haar halflange jas. Haar donkere krullen vallen over haar witte sjaal en schouders en die ogen van haar zijn … tsjonge. Ha, moet je zien: die kerels bij de rookpaal zien haar ook. Ze volgen haar. Stik, nu is ze uit mijn raam verdwenen. Die kerels blijven haar nakijken. Viezeriken. Ik ben er zelf trouwens ook eentje.

Hola. We gaan rijden. De rookpaal schuift op naar rechts en is dan weg. Even later zie ik het kleine rangeerterrein. De deur van de coupé schuift open en de conducteur komt binnen.
'Goedemorgen, uw kaartjes alstublieft.'
Ik graai in de binnenzak van mijn jas. Het duurt nog even voordat de conducteur bij mijn zitje is. Ik kijk naar buiten. Huizen van de Apeldoornse wijk De Maten glijden nu aan mij voorbij. Straks komen we langs de Americahal en het nieuwe Omnisportcentrum en …
'Goedemorgen,' klinkt de stem van de conducteur.
Ik draai mijn hoofd naar hem toe en kijk hem aan. 'Goedemorgen,' zeg ik en ik geef mijn kaartje en mijn kortingskaart.
De conducteur knipt mijn kaartje en bekijkt dan mijn andere kaart. 'Meneer, een kortingskaart. Vóór negen uur.'
'O gut.' Stom.


Apeldoorn, januari 2012