Eten is emotie

Mijn moeder zag eten altijd als een noodzakelijk kwaad. Voordat ze naar de winkel ging, pakte ze dan met een zucht een pen en een papiertje om een boodschappenbriefje te schrijven. „Wat moeten we nou vanavond weer eens eten?" verzuchtte ze dan. Tijdens het eten had ze ook veel haast. Je had je bord nog niet leeg, of het werd al onder je vandaan gegrist. „Ziezo, dat hebben we ook weer gehad," zei ze dan opgelucht. Ze kookte op zo'n manier, dat het nét genoeg, of nét niet genoeg was. „Vreters worden gemaakt, niet geboren," had ze als antwoord, als een van ons daar commentaar op had.

Pas veel later heb ik begrepen waar die haast vandaan kwam. De meeste ruzies in ons gezin vonden plaats onder het eten. Dat kwam door mijn vader. Hij zag ons niet zo vaak, was met zijn eigen dingen bezig, en wij vertoefden als kinderen veel op onze slaapkamers, al van jongs af aan. Mijn ouders hadden nou niet bepaald een perfect huwelijk en als kinderen voelden wij veel van die spanningen. Onder het eten kon mijn vader ineens tekeer gaan om niets. Hij werd boos, omdat hij vond, dat mijn zusje te lange nagels had, of omdat hij vond dat wij smakten. Hij werd kwaad, omdat hij het eten niet lekker vond. Dat lag niet aan mijn moeders kookkunsten; mijn vader lustte bijna niets. Het gebeurde dan ook vaak, dat hij thuiskwam, beweerde dat hij last van zijn darmen had en dus geen eten hoefde. Dan ging hij na het eten een blokje om met de hond, bleef redelijk lang weg, en als hij terugkwam dan rook hij naar snackbar.

Toen ik trouwde met mijn eerste man, nu mijn ex, kon ik nog niet goed koken. Mijn moeder had het mij niet geleerd, hoewel ik vaak zat gevraagd had of ze het mij wilde leren. Toch deed ik enorm mijn best. Op wat beginnersfouten na, bleek ik wel talent te hebben voor koken. Toch was het moeilijk om mijn man tevreden te krijgen. Hij vergeleek me constant met zijn moeder. Ook was hij heel kieskeurig. Het was daardoor moeilijk om gevarieerd te kunnen koken. Er was altijd wel wat te zeuren. „Wat zijn dat voor dingetjes?" „Gewoon, champignons." Hij hield niet van kip, niet van vis, eigenlijk wilde hij alleen maar stamppot. En dan nog vond hij mijn stamppot minder lekker dan die van zijn moeder. Nee, er viel weinig eer te behalen aan deze man. We kregen drie kinderen. En die kinderen moesten natuurlijk ook leren om alles te eten. Dat was wel moeilijk, met zo'n vader als voorbeeld. Ik kookte alleen datgene wat hij lekker vond. Hij sommeerde wel altijd de kinderen dat ze hun bordje leeg moesten eten, maar was zelf zo kieskeurig als het maar kon. En de kinderen lustten natuurlijk ook niet alles. Er was altijd wel iemand die aan tafel zat te zeuren.

Kort nadat de jongste geboren was, werd mijn man internationaal chauffeur. Dat hield in, dat hij de hele week van huis was. Ik kon me dus uitleven op kookgebied. Dat opende perspectief! Toch at ik zelf altijd maar heel weinig. Op een of andere manier was eten altijd een beladen iets voor mij. Ik woog van mijn zestiende tot mijn dertigste nooit meer dan vijftig kilo, afgezien van mijn zwangerschappen. Zodra ik ook maar iets van stress meemaakte, dan uitte zich dat onmiddellijk in mijn eetpatroon: ik kon geen hap meer door mijn keel krijgen. Van kinds af aan had ik geleerd dat eten spanning betekende, en dat gevoel kon ik ook maar niet kwijtraken. Ik genoot er niet van, maar was blij als het weer achter de rug was.

Op een of andere manier kwam ik na mijn dertigste ineens kilo's aan, en dat ging gestaag vijf jaar zo door. Ik snapte er niets van. Toen ik negenendertig was, woog ik zeventig kilo. Dat was niet wat ik wilde. Toen ik besloot na een moeizaam huwelijk van achttien jaar om te scheiden, kreeg ik veel tegengas van mijn omgeving. Daar werd ik bloednerveus van en maandenlang kon ik nauwelijks een hap door mijn keel krijgen. Binnen een half jaar viel ik twintig kilo af. Eigenlijk vond ik dat dan wel weer een fijne bijkomstigheid.


Na de scheiding vertrok ik naar Rotterdam. Ik leerde mijn huidige man kennen. Voor hem bleek eten heel belangrijk. Met name de entourage: een gezellig gedekte tafel en de tijd nemen voor een maaltijd en elkaar, inclusief natafelen. Dat heb ik echt moeten leren. Wel ontving ik eindelijk eens waardering voor mijn kookkunsten. Nooit zal ik de eerste keer vergeten dat ik voor hem kookte. Toen hij bij mij thuis kwam, deed ik de deur open. Ik was al druk bezig geweest met de voorbereidingen van de maaltijd. Heel eenvoudig, gehaktballen en stamppot rode kool met appeltjes. We omhelsden elkaar en hij zei onmiddellijk: „Wat ruik je lekker. Je ruikt naar lekker eten!" Zelden heb ik iemand zó zien genieten van eten als hij. Hij lust bijna alles, mits het goed is klaargemaakt. Met liefde. Sindsdien koken wij regelmatig voor elkaar. Hij kookt heel goed, ik ook. En we hebben beiden onze eigen specialiteiten. Hij is goed in stoofschotels en maakt stamppotten als geen ander. Ik ben van de ovenschotels en de pasta's. Maar we eten altijd aan tafel en nemen ruim de tijd om van het eten te genieten.

Inmiddels ben ik weer wat kilo's aangekomen. Lijnen is dan ook regelmatig aan de orde. Maar voor mijn man hoeft het niet, hij vindt me mooi zoals ik ben. Er zijn periodes dat ik het prima vind, dan maar niet meer maatje zesendertig, achtendertig is ook prima. Toch zijn er ook momenten dat ik mezelf kolossaal vind en op dieet ga.

Je hebt mensen die zich vol vreten op het moment dat ze spanning ervaren. Emotie-eten wordt dat genoemd. Maar eigenlijk geldt dit voor iedereen. Eten is emotie. Ook als je juist niets door je strot kan krijgen van de spanning.
Met mijn lijf ben ik iets minder tevreden dan een jaar of vijf, zes geleden. Toch kan ik me wel heel tevreden vóelen. Omdat eten nu een gezellige aangelegenheid voor mij is geworden. Dat ik kan genieten van een maaltijd. En dat is wel heel veel waard, meer dan een wespentaille.
„Wat zeg je, schat? Of ik kom eten? Natuurlijk! Ik kom eraan!"