Primum non nocere?

Een museum. Ik heb wat vrije dagen en een  museumjaarkaart, dus dat komt mooi uit. Het is een heel vreemd gebouw. Aan de voorzijde kun je niet zien hoe groot het is. De gevel is prachtig, indrukwekkend, rijk. Het gebouw nodigt je tot binnengaan, al valt niet goed uit te maken wat er binnen wordt vertoond. De teksten op de reclameborden die ik heb gelezen zijn voor velerlei uitleg vatbaar.  Ik ga het gebouw binnen.

De eerste indruk valt niet mee, De PR-afdeling is blijkbaar goed bemand en heeft een ‘fraai’ staaltje window-dressing tot stand gebracht. Ik krijg meteen het idee dat dit met opzet is gedaan – binnen worden gelokt met halve waarheden, hele leugens, vaagheden en overdrijving. Dat belooft wat. Ik kijk om me heen en zie een oud, uitgeleefd bouwwerk, dringend toe aan grondige schoonmaak en renovatie. Er hangt een nare geur die ik heel goed ken maar op dit moment niet goed kan thuisbrengen. Algauw komt er een oudere man op me aflopen die zich voorstelt als mijn begeleider. Indachtig aan de eerste ervaring met de PR reageer ik nogal afwerend. Hij vertelt me evenwel dat hij juist is aangesteld om mij de ware betekenis van het tentoongestelde duidelijk te maken. Rauw en onverbloemd.

De tentoonstelling blijkt een thema te hebben dat ieder jaar weer wordt gebruikt in een nieuwe tentoonstelling. De naam is – uiteraard – in het Engels: The 2011 show of shame. Alles wat het mensdom in dit jaar verkeerd deed of waarvoor we deels verantwoordelijk waren staat hier uitgestald. De tentoonstelling heeft dan ook een niet precies gedefinieerde grens, want waar de natuur stopt en het menselijk ingrijpen begint staat vaak niet precies vast of is voor meerderlei uitleg vatbaar. Ik krijg het advies om de tentoonstelling in een golfkarretje te bezoeken, want de oppervlakte ervan is ontzagwekkend.    

We gaan eerst naar buiten, naar een kerkhof van gigantische afmetingen. Mijn begeleider vertelt dat hier ongeveer zes miljoen kinderen liggen die van ellende, ziekte en armoede zijn gestorven. Op vele grafsteentjes staat niet eens een naam. En die vers gedolven grafjes, daar in de hoek van het veld?  Och, daar komen de ruim honderdduizend kinderen in die er de laatste week van dit jaar nog bij komen. Al die graven komen vol, misschien moeten we nog meer graven delven. En die berg vuilnis daar, wat is dat? Dat was de werkplek van vele van die kinderen. Kijk, daar ligt een berg spullen die ze tussen het vuil vandaan hebben gehaald om te verkopen. En daar is een gebouw waarin alle producten liggen die ze hebben gemaakt. Van t-shirts en ondergoed tot tassen, speelgoed en voetballen. En kijk, daar is een raam met erachter in een schrijn de halve dollar die ze gemiddeld verdienden. Niet per uur, per dag. Vlakbij staat een standbeeld, van een klein kind met een groot geweer, een AK47. Op het bordje ernaast slechts 1 woord: kindsoldaat m/v. Vlakbij een uitgebrand schooltje met ernaast een bordje: dit schooltje stond er precies een week.

We komen langs een ander kerkhof, waar mensen liggen die slachtoffer waren van een natuurramp. Het is een groot veld, maar lang niet zo groot als ik dacht. Dat klopt, zegt mijn begeleider, hier liggen alleen mensen die gered hadden kunnen worden, maar die door koppigheid, domheid, verkeerde beslissingen, te lang wachten van de betrokken autoriteiten alsnog zijn overleden. Ook frauduleus handelen bij het bouwen van huizen, waardoor de constructie ervan ondeugdelijk was, gaf aanleiding tot vele doden en die liggen ook allemaal hier.

De nare geur die ik al steeds rook wordt hier steeds sterker. Hij blijkt uit een groot gebouw verderop te komen. Mijn begeleider vertelt dat de geur zo afstotend en doordringend is dat men ervoor heeft gekozen om het gebouw hermetisch te verzegelen. Erin ligt, alles zo klein mogelijk op schijf opgeslagen, alle leugen, halve waarheid, overdrijving, eigenbelang, partijbelang, nepotisme, haat, nijd, afgunst, graaierij, uitstel, afstel, ellebogerij en wat dies meer zij van een heel jaar bestuur, op ieder denkbaar niveau. O, daarom herkende ik die geur.

Verderop ligt een ontzegwekkende berg voedsel, in alle mogelijke soorten, verpakt en onverpakt. Wat is dat? Dat is het voedsel dat we hebben weggegooid. Het is wel erg wrang dat meteen daarnaast een gedenkteken is aangelegd voor alle hongerdoden in de wereld. 

We gaan weer naar binnen en zien een kaart van de Grote Oceaan, met daarin een gebied zo groot als Frankrijk. Wat is dat? Plastic afval, door de oceaanstromingen bijeen gedreven. Op een andere wereldkaart staan grote rode vlekken, meest in dichtbevolkte stedelijke gebieden, vooral in gebieden met een westerse levensstandaard. Al die rode vlekken staan voor zelfmoorden. Maar zelfmoord is toch een keuze? Mijn begeleider maakt me duidelijk dat in een warme, empathische samenleving deze manier van uit het leven stappen veel minder vaak voorkomt, en dat dus de samenleving zich niet aan dit verschijnsel mag onttrekken als zou het steeds een eigen keuze zijn. Of een soort noodlot. Weer ergens anders zie ik een cijfer op een muur staan: het aantal doden door vermijdbare medische fouten. Het is een groot getal op een grote muur. Op een andere muur het aantal slachtoffers van de drugsoorlog in Mexico. En drugsdoden elders. Al die cijfers zie ik terwijl ik kijk steeds veranderen in nog hogere getallen.

Er is ook een gebouw waarin daden worden herdacht die slecht zijn maar die misschien niet meteen doden hebben veroorzaakt. Zoals de geschiedenis van een godsdienst die na een aarzelende start 1400 jaar geleden sterk groeide en enkele eeuwen later door uitgebreide steun aan de wetenschap een geweldige bloeiperiode doormaakte. Sedertdien is alles weer terug gezakt naar het peil van een woestijnstaat, met alle domheid, onverdraagzaamheid en haat van dien. Een andere godsdienst had het celibaat van de clerus hoog in het vaandel staan als blijk van godgerichtheid, maar zorgde tegelijkertijd heel slecht voor zijn jonge leden. De doofpot raakte overvol en ligt nu op zijn kant, de inhoud voor een ieder zichtbaar. Iedere ideologie is tentoongesteld, met de ellende die ze brachten en brengen. Een gemeenschappelijk kenmerk is dat veel van die religies en staatsmodellen er vaak goed uitzien of uitzagen maar in de kern rot zijn. En ingehaald worden door de realiteit. Waarin weer nieuwe modellen worden uitgevonden die uiteindelijk allemaal dezelfde weg gaan. Als ik weer naar buiten ga kijk ik nog even om en zie dat er een leus boven de deur staat: Zullen we het ooit leren? 

Buiten zie ik een lelijk mausoleum, gedeeltelijk bezet. Hier zijn en worden alle dictators begraven en slechte invloedrijke mensen. Dit jaar ondermeer Osama, Gaddafi en Kim Jong Il. Er is ruimte gehouden voor vele anderen, zoals men dat iedere jaar doet. De hele kliek uit Iran, Noord-Korea en Burma, die twee uit Congo en Zimbabwe. Ze hebben nog een week, anders zijn ze volgend jaar welkom, in het nieuwe museum.  Aung San Su Ky is niet welkom. Ten eerste moet ze nog een hele tijd voor haar volk zorgen en daarna krijgt ze een vorstelijke begrafenis. Het is maar de vraag wie hier nog meer niet komen te liggen. De Dalai Lama niet, Mandela ook niet. De rest? Vragen, vragen.

Er is nog veel meer, maar ik heb genoeg gehad. Bij de uitgang een grote foto aan de muur van een jonge arts die de aloude eed van Hippocrates aflegt. Hij belooft niet te zullen beschadigen, Primum non nocere. Eronder een vraag:
Geldt deze eed niet voor veel meer mensen? Docenten, brandweerlieden, politiemensen, politici, noem maar op.                                     

Mijn wens? Volgend jaar een kleiner museum. En daarnaast een positief museum. O, is dat er al? Dan graag daarvan een verslag van een van mijn mede-columnisten.