Lucinda's einde

De drank en de slaap hadden me goed gedaan. Ik wist weinig meer van de tijd die ik in het huis had doorgebracht. De striemen op mijn lijf waren langwerpige open wonden. Ik kon me moeilijk bewegen en mijn rug en billen waren beurs, opengereten en deden vreselijk veel pijn. Mijn handen en enkels vertoonden striemen omdat ik vastgebonden was geweest. Ik herinnerde me flitsen, maar voornamelijk van de momenten dat ik wakker en alleen was, van de rest had ik geen idee meer.

"Ik weet niet wat er allemaal gebeurd is, Cobi."
"Wat weet je nog wel?" Cobi en ik zaten op mijn kamer. Ik had een dag geslapen, en die tijd had hij goed benut.
"Niks dan flitsen van geweld," ik dronk koffie die Cobi gezet had.
"Ik heb onderzoek gedaan naar het huis. Aan de hand van de foto's die je met je telefoon genomen hebt weet ik waar je vastgezeten hebt." Hij twijfelde even voor hij door ging. Beschaamd liet hij me mijn telefoon zien. Daar bleek een donker filmpje op te staan van mijn momenten in de kelder die ik me niet kon herinneren. Ik hing, vastgebonden in een jurkje, tussen twee touwen. Terwijl ze me sloegen schreeuwde ik dat ik uit de geschiedenis verwijderd mocht worden. Een stem riep me toe.
"Nee! Goor zwijn, dat is het niet."
Daarna riep ik dat heldendom iets is voor tekenfilmfiguren, en weer riep de stem dat hij door zou gaan tot ik zei wat ik moest zeggen. Het filmpje hield op toen ik weer iets begon te roepen.
"Dit herinner ik me niet," zei ik tegen Cobi, "maar wel dat ik ze hun zin niet gegeven heb."
"Ga eens op bed liggen." Cobi had een jointje gedraaid en ik rookte twee pufjes. Hoesten wilde ik niet dus ik nam geen diepe trek. Voor ik er echt iets van ging voelen legde Cobi de joint weg.
"Ik heb een beetje geleerd van een vriend van me om iemand in hypnose te brengen."

Hij begon met een warme stem te praten, en de vermoeidheid en het beetje wiet maakten me sneller weg dan een tasjesdief op een bromscooter.
"Misschien werkt het," zei ik nog voor ik weggleed op de warme golven van zijn stem.
"Loop met me mee op je slaapreis. We gaan naar een kelder waar het niet zo leuk is. Je koppigheid en je humor hebben te lijden gehad onder kortzichtige en kleindenkende geesten." Cobi was helemaal in zijn element. Samen met hem beleefde ik het laatste uur dat we doorbrachten in het Tonnetje, voor Lucinda binnen kwam. Ik hoorde hem vertellen dat hij weg liep en dat ik alleen achter bleef in de kroeg met de rugbysukkels. Hij vroeg me om te vertellen wat er daarna gebeurde tot het moment dat ik weer buiten kwam. Het was even onwerkelijk om mezelf te horen praten. Cobi nam het weer over tot hij buiten westen raakte, en ik pakte de draad op en vertelde verder.

"Een van de rugbyjongens grijpt mijn arm, terwijl ik probeer onder hem door te duiken krijg ik een schop. Dan wordt het helemaal zwart, ik ben ergens diep van binnen en registreer wat er gebeurt aan de buitenkant van mijn lijf zonder iets te voelen. Ik ben nu in een kelder en wil niet wakker zijn. Mijn lichaam is pijnlijk en beurs en bewegen is een ramp. Ik ben bij bewustzijn en besluit te gaan slapen. Ik word ruw gewekt door iemand met veel alcohol op. Er zijn acht mannen in de kamer en ze hebben allemaal dezelfde trui aan. Mijn armen worden gestrekt naast mijn hoofd gehangen. Ik zie Menno met een grijns op zijn bek. Ergens achter hem staat Lucinda, ik kan haar niet zien maar ik weet dat ze er is. Ze heeft me geslagen en hitst de boel op, ze zorgt dat de jongens dronken zijn en blijven zodat ik het ergste van hun lafheid over me heen gestort krijg. Menno wil dat ik mijn nederige excuses maak aan zijn zusje. Elke keer als ik dat niet doe laat hij een van zijn bullebakken slaan. Dat doet hij met een hoofdknik. Ik beledig ze allemaal en Lucinda het ergst, ik vertel ze van haar seksuele voorkeuren en de jongens moeten lachen. Ik word geslagen en ergens tijdens het slaan kruip ik weer helemaal in mezelf, net als bij de kroeg registreer ik zonder pijn. Ik ben weer bij positieven en heb geen touwen meer om mijn handen. In de ruimte waar ik ben vastgehouden liggen mijn kleren, touwen, een zweep en er staan wat stoelen. Overal liggen lege flessen alsof er een feestje is geweest. Met mijn telefoon fotografeer ik alles als ik weg ga uit de kelder."

Het kwam er in één keer uit. Ik vertelde Cobi alles wat ik in de flitsen langs zag komen. Ik beleefde de pijn zonder emotie. Cobi steekt het jointje weer een en geeft het aan me.
"We gaan ze pakken," zegt hij, "precies op de plek waar ze denken dat ze sterk zijn. In die horrorvilla waar ze jou gemarteld hebben. Toen jij gisteren lag te slapen heb ik wat uitzoekwerk gedaan. Het pand is eigendom van Menno en Lucinda, wezen die het samen geërfd hebben. Ik ben er een keer omheen gelopen en zag minstens twee ingangen die makkelijk te betreden zijn. Wat nog veel mooier is, hier zijn wat documenten die ik 'via-via' heb weten te bemachtigen."
Ik wist helemaal niet dat Cobi contacten had die dingen voor hem konden ritselen, maar het verbaasde me eigenlijk ook niet. Inmiddels was ik al behoorlijk stoned aan het worden. Mijn lichaam deed helemaal geen pijn meer en als ik niet zo'n verschrikkelijke slaap had gehad waren we al op weg geweest om in te breken. Blijkbaar had ik een stukje van het verhaal van Cobi niet gehoord, want hij was stil en keek me vragend aan. Ik besloot het eerste idee wat in mijn hoofd opkomt te spuien, en Cobi mocht maar zien wat hij ermee zou doen.
"Laten we die teef vermoorden in haar eigen badkamer zodat die corpsbal haar vindt en zich in zijn eentje kan aftrekken op zijn enorme fortuin."
"Dat is het beste idee wat ik in tijden gehoord heb," antwoordde Cobi, "man wat ben jij scherp!"

We besloten om de vijand een paar dagen te observeren en om mij de kans te geven er fysiek een beetje bovenop te komen. Cobi deed het meeste werk en kwam met het plan voor de inbraak. Elke dinsdag aten Menno en Lucinda samen, dat had ze me ooit verteld tijdens een van onze intieme dagen. Ik wist toen alleen dat ze bij haar broer at, inmiddels wist ik dat dat in het huis was. Ze vertelde me ook dat ze dan altijd te veel dronken en zij daar bleef slapen. Informatie die me toen geen bal interesseerde. Nu kwam het ons goed uit.

Dinsdagnacht slopen Cobi en ik, gemaskerd en gekleed in het zwart als echte inbrekers, het huis binnen. De beveiliging stelde geen ruk voor. Voorzichtig controleerden we de slaapkamers. Menno lag behoorlijk voor pampus op zijn bed. Voor de zekerheid druppelden we een kleine hoeveelheid GHB in zijn mond om hem vooral in slaap te hóuden. Daarna gingen we naar de kamer van Lucinda. Ook zij was dronken. Om bewijs te hebben van wat we gingen doen zette ik een bandrecorder aan die alles opnam. We kregen Lucinda wakker en toen ze mij zag was ze in de war. Ik zag de angst in haar ogen en twijfelde even over ons plan. Cobi gaf me een bemoedigende tik op mijn gewonde billen. Het was genoeg om met koele haat door te gaan. Ik pakte een ceintuur uit een van haar broeken en bond die om haar nek. Ze schreeuwde, eerst om Menno. Dan dat hij vreselijk wraak gaat nemen als we haar iets aan zouden doen. Uiteindelijk toen ik de ceintuur strak begon aan te trekken smeekte ze om hulp, om genade en om haar leven. Haar laatste woorden waren iets als 'ik kan het je vergeven'. Ik hoopte in mijn moordlustige opwinding alleen dat alles goed op de band stond, Menno moest het goed kunnen verstaan natuurlijk.

Om niet metéén de volle aandacht op onszelf te richten hingen we Lucinda aan haar ceintuur op in de badkamer. Op haar laptop schreef ik een afscheidsbriefje waarin stond dat ze niet kon leven met wat haar broer gedaan had, en wat hij haar had laten doen. Ik liet het vaag. Voor we de zelfmoordscène verlieten schonk Cobi een glas whiskey cola in dat hij op het nachtkastje zette met een glaasje water ernaast.

We keken de rest van het huis door. Ik zag een laptop en logde erop in. Het leek de laptop te zijn die Menno gebruikte. Nergens in het huis troffen we andere apparatuur aan. Ik installeerde een backdoor en een keylogger. Ook kwam ik ergens autosleuteltjes en een paar honderd euro tegen.

"Hey, Cobi," ik toonde de sleuteltjes en de briefjes, "zullen we op zoek gaan naar een garage?"
Hij kwam vanuit een ander deel van het huis en sleepte een klein formaat sporttas mee.
"Ha, laten we dat doen, en dan van jouw zakgeld een ijsje gaan halen." Hij opende de tas en liet me enkele duizenden euro's in contanten zien.
"Mooi gedaan, ik ken een leuk hotel in Luik. Niemand stelt er vragen en dat is net wat we nu nodig hebben. We moeten even verdwijnen."

In de garage vonden we een aardige en vooral nieuwe Volvo en voor het licht werd waren we al onderweg. We hadden een idee hoe we deze situatie moesten oplossen, en natuurlijk om er rijker van te worden. Wraak was nog nooit zo goed geweest. De eerste stap was gezet. De eerste stap naar een ellendig einde van Menno's leven.