Crisis? Nou...

Het was even piekeren over het onderwerp van deze column. Er is weer heel wat te melden in mijn leven, maar of dat nou de interesse gaat wekken van mijn lezers, dat staat te bezien. Maar kijk, ik loerde wat rond op Facebook en vond bij mijn accountant het verhaal dat ik kan gebruiken als uitgangspunt voor mijn gedachtekens. Geniet, het is per slot niet door mij bedacht.

Een klein dorpje in Griekenland, op een warme zomerdag. Het is er compleet uitgestorven, Niemand heeft iets te doen door de economische malaise, iedereen leeft op de pof en zit binnen. Een dure auto met een Nederlands kenteken komt het dorpje binnen rijden en stopt voor het hotelletje. De klaarblijkelijk welgestelde bestuurder stapt uit en gaat het hotel binnen. Aan de balie vraagt hij of hij een paar kamers mag bekijken, want hij is voornemens een nacht in het hotel door te brengen. Als onderpand legt hij een biljet van 100 euro op de balie. De hotelier geeft hem een paar kamersleutels, waarna de Nederlander de trap oploopt.

Wanneer de Nederlander uit het zicht is verdwenen, grist de hotelier het honderd eurobiljet van de balie en haast zich naar buiten, naar de slager aan de overkant van de straat. Hij moet daar nog 100 euro betalen, wat hij nu mooi kan doen. De slager pakt het biljet aan, bedankt de hotelier en haast zich naar de bakker die nog 100 euro van hem krijgt. De bakker gaat vlug naar een boer die hem tarwe heeft geleverd en die nog 100 euro van hem krijgt. De boer heeft voor honderd euro kunstmest afgenomen van een leverancier, dat kan hij nu mooi betalen. De leverancier van de kunstmest gaat naar de plaatselijke kroeg en betaalt daar aan de bar een prostituee met wie hij op de pof heeft gewipt. De prostituee haast zich met het biljet van honderd naar de hotelier om haar achterstallige kamerhuur te voldoen. Juist als de hotelier het biljet weer op de balie heeft gelegd komt de Nederlander weer de trap af. Hij zegt dat de aangeboden kamers hem niet echt bevallen en dat hij dus ergens anders gaat kijken. Hij pakt zijn honderd euro van de balie en vertrekt. Niemand heeft iets geproduceerd. Niemand heeft iets verdiend. Iedereen is tevreden want de schulden zijn voldaan en men kijkt wat de volgende dag gaat brengen. Dat is de quintessens van het Griekse reddingsplan.

Ik ben, zoals bekend mag zijn, boven de zestig. En weet dus nog heel goed wat zuinigheid en vlijt vroeger betekenden, en wat er nu onder wordt verstaan. En dat daar een ontstellend groot verschil tussen zit. En dat dit verschil alleen maar in geld en werk kan worden uitgedrukt. Hoebedoelie? In de Elsevier van deze week staat een artikel over onze huidige tijdsindeling vergeleken met die in het buitenland en die in 1975. Lees zelf maar, heel verhelderend. We zijn een relaxed volkje, hebben niet het idee dat we het erg druk hebben, ondanks dat we drukdrukdruk zeggen als iemand ons vraagt hoe het met ons gaat. Drukdrukdruk heeft blijkbaar met status te maken. De werkelijkheid is toch heel anders, zij het dat de reistijd nogal eens wordt verlengd door al die rottige files.

Ik wil evenwel nog verder terug dan 1975, namelijk naar de jaren vijftig en zestig, mijn jonge jaren. Ma had een langzaamwasser en een wringer. En wij werden aangesteld als wringerdraaiers. Vooral zorgen dat het wasgoed binnen de rolranden bleef, anders kwam er smeer aan. We hadden natuurlijk een moestuin, dus tuin spitten en onkruid wieden hoorden ook bij de regelmatig terugkerende, gehate bezigheden. Fiets schoonmaken, schoenen poetsen, hou maar op. Ik heb inmiddels een nieuwe fiets, al veertien jaar maar schoongemaakt heb ik hem nog nooit. Jeugdtrauma denk ik. Schoenen poetsen doe ik soms, maar het uitpoetsen gaat elektrisch, met de autopoetsmachine. Konijnen hadden we ook, dus in de zomer maakten we hooi dat we bewaarden door het in kleine plukjes in grote jutezakken te proppen totdat er echt geen gram meer bij kon. Iedere week de hokken schoonmaken, dat hoorde er ook bij. Zo kan ik nog een heel eind doorgaan, speeltijd was er bij ons nauwelijks. O ja, afgevallen appels en peren rapen in een boomgaard en dan ma helpen met schillen en wecken, er kwam nooit een eind aan. Als klap op de vuurpijl hadden we ook een aannemersbedrijf naast het ouderlijk huis, en daar waren ook altijd wel rotklusjes te vinden. Kortom, mijn herinnering aan mijn jonge jaren wordt grotendeels verduisterd door dat eeuwige klotewerk.

Maar het was nodig. Het was sober leven en knetterhard werken, maar het lukte. Soberheid zien en herkennen en erop kunnen terugvallen, dat is een van de consequenties van mijn jeugdjaren. Je had drie soorten uitgaven, de nodige, de nuttige en de aangename. Waarbij je lang moest sparen voor het nuttige en er over het aangename nauwelijks werd gedacht. Of het moest gratis zijn, zoals lezen uit de schoolbieb. En de moeders hadden het nog het drukst van allemaal, want die moesten ook nog alles repareren wat aan kleding kapot ging. Ver- en herstellen, sokken stoppen, ladders in nylons ophalen, noem maar op, weggooien deed je pas als er niks meer te repareren was. Of een wollen trui werd weer uitgehaald, want van die wol kon je best weer iets anders breien. Wol kocht je in strengen die wij dan afrolden en op een kluwen wonden. Als zo’n streng in de war raakte had je echt het schaap aan het poepen. Het vergde eindeloos gepiel om zo’n rotstreng weer uit de knoop te krijgen. Ik heb toen wel geduld geleerd, want het lukte me altijd.

Met zo’n verleden kijk je toch heel anders naar de huidige malaise dan nu te doen gebruikelijk is. Als ik met een jarenvijftig-oog in een supermarkt rondkijk, is misschien een paar procent nodig, wat meer nuttig en de rest totaal overbodig. Eerlijkheidshalve vertoont de telstrook van de boodschappen voor ons gezin precies hetzelfde kenmerk. Als we echt op het minimum zouden moeten terugvallen, zou het af te rekenen bedrag zeker 70% lager zijn. En dan nog zouden we nooit honger hoeven lijden. Het is allemaal gemak en luxe wat de klok slaat. We zijn bijvoorbeeld al zo gewend aan gesneden brood dat we niet eens meer weten dat ongesneden brood goedkoper is. En als je brood zelf snijdt zijn de boterhammen altijd dikker, wat weer uitspaart op het beleg. Appels koop je in de supermarkt, terwijl bij de boer dezelfde appels veel verser, dus lekkerder zijn en veel minder dan de helft kosten. Groente idem dito.

Zo zijn er legio voorbeelden van zaken die helemaal zijn ingeburgerd maar op luiheid en/of bullshit berusten. Reclame heeft dan ook weinig invloed op mijn koopgedrag. Ik gebruik liever mijn eigen oordeel en nuchterheid dan naar de schreeuwerige propaganda van de industrie te luisteren. Ik koop pas iets nieuws als het oude op is. En kijk dan met verwondering, vaak met walging rond. Telefoon? Ik stap binnen bij, noem er eens eentje, T-Mobile en tel veel meer dan honderd verschillende mobieltjes. Kan iemand mij uitleggen wat daar de zin van is? Ik verlang echt niet terug naar de jaren vijftig, toen er twee telefoons waren met een draaischijf. De ene hing in de gang aan de muur, de andere stond op een tafeltje. Maar honderd of meer verschillende mobieltjes is volslagen bezopen. Fietsen, auto’s, voor mijn part zakmessen of schietwapens, speciaalbieren of -kazen – je verzuipt in de keuzemogelijkheden. En je, genoodzaakt door de concurrentie, als fabrikant concentreren op ontwikkeling en productie van tal van varianten in plaats van een of twee, dat is pure kapitaalvernietiging. 

Ondanks luidkeels geblaat van politici en andere deskundologen geloof ik helemaal niet dat een crisisje als de huidige een echte crisis is. Laten we gewoon eens eerlijk en nuchter kijken wat er in onze eigen situatie gewoon is en wat er desnoods allemaal af kan. We zullen stomverbaasd zijn. En voortaan beter gewapend tegen doemdenkers en jammeraars.

Of we gaan een paar jaar in een derdewereldstad wonen. Dat heeft uiteraard precies hetzelfde effect.

columistencab.png