Schandalig rijk

De eerste dikke speelgoedgids heeft onze brievenbus al weer bereikt. Jongste dochter bladert er verlekkerd doorheen. Ze weet inmiddels hoe het zit met de budgetering rond het sinterklaasfestijn en plaatst iets gematigder dan voorgaande jaren haar kruisjes; X= categorie leuk, XX= categorie superleuk, XXX = categorie superdesuperleuk, XXXX= categorie onmisbaar in een meisjesleven. “Mam, zijn wij eigenlijk rijk?”, vraagt ze me terloops. “Hartstikke rijk!”,antwoord ik. Haar gezicht klaart op. Dit biedt perspectieven. Onvervulde wensen zouden zomaar eens bewaarheid kunnen worden.


Ja, wij zijn rijk. Elke dag kunnen we kiezen wat we willen eten, we hebben een riant dak boven ons hoofd voorzien van schoon stromend water en elektravoorzieningen, wanneer we ziek zijn kunnen we een apèl doen op de dokter, we gaan jaarlijks op vakantie en houden zelfs nog geld over om leuke dingen te doen, te sporten enzovoort. We hebben een auto en allemaal een eigen fiets.  En dan hebben we ook nog eens het geluk dat we in goede gezondheid verkeren en het leuk hebben met elkaar. Hoe rijk kun je zijn? Als ik mijn dochter een kleine bloemlezing geef van bovenstaande voorrechten, reageert ze gelaten met “O ja, dát”. Ze had er eerlijk gezegd iets meer van verwacht. Dat is kenmerkend voor welvaart; het went.

Mijn kinderen groeien op als welvaartskinderen. Net als ik. Het ontbrak mij aan niets, al dacht ik daar als kind ook wel eens anders over. Mijn ouders brachten op zo’n moment van onvrede altijd even fijntjes het lot van ‘de arme kindertjes in Afrika’ onder mijn aandacht. Dat ik daar maar eens aan moest denken in plaats van zo te zeuren. En dat deed ik dan maar, bij tijd en wijlen. Al heb ik ze ook wel verwenst, als ze weer eens massaal kwamen opdraven terwijl ik met een onaangeroerd bord vol spruiten voor mijn neus zat. ‘Stuur die rotspruiten dan op, als ze ze zo graag willen’, dacht ik dan. Zoals zo veel kinderen. Maar mijn opvoeding is in die zin toch redelijk geslaagd. Zelfs nu nog, als iemand zegt ‘honger’ te hebben, moet ik me inhouden om niet irritant belerend te reageren met; ‘Jij hebt trek, geen honger’.


Wij behoren tot de financiële middenmoot en in middenmoten zijn we best goed. We dragen leuke kleding, maar niet overal prijkt een labeltje van aanzien op. Op een opgekalefaterd kastje in de woonkamer staat nog steeds een kleine kubusvormige tv, we sjouwen koelkasten van telefoons met ons mee en behelpen ons met sterk verouderde computers en muziekapparatuur. We hanteren namelijk het motto ‘we vervangen pas iets als het echt stuk is’. Niet stuk te krijgen, die oude rommel. Nergens vind je bij ons designmeubelen anders dan van een Zweeds ‘design’-gigant aangevuld met wat fraaie opknappertjes en de kunstwerken aan de muur zijn dan wel van enige waarde, maar vooral ook eigendom van de kunstuitleen. Een groot voordeel van zo’n allegaartje is dat het de boeven buiten houdt. Laten we wel wezen, je bent toch echt een loser onder de inbrekers als je met onze inboedel bij een opkoper aan komt zetten.


Maar nu heeft de onheilspellende boodschap van de miljoenennota  ons bereikt. Een gezin met drie kinderen en dan ook nog eens middenmoot salarissen, dan heb je miljoenennotatechnisch gezien dit jaar niet echt de hoofdprijs gewonnen. En dat terwijl we juist de economie zo enorm stimuleren door met drie dochters een enorme boost aan koopkracht op de wereld te hebben gezet. Maar we zullen het, net als veel anderen, toch met iets minder moeten zien te rooien. Hoe rijk zijn we eigenlijk nog?

Dan trekken 'zij' weer in een lange stoet aan mijn netvlies voorbij; de arme mensen in Afrika. Ik heb een redelijk ontwikkeld inlevingsvermogen, toch kan ik me er geen voorstelling van maken hoe erg het moet zijn: De onmacht als je kind echt honger heeft en je niet in staat bent het te voeden. Het verdriet een geliefde te verliezen omdat je de nodige medische hulp niet kunt betalen of omdat het domweg niet voorhanden is. Als je dak bestaat uit een stuk golfplaat, of minder dan dat. Zonder enig vooruitzicht op beter. In vergelijking met hen blijven wij altijd enorm rijk, wat er ook gebeurt. Schandalig rijk zelfs. En binnenkort misschien ietsje minder schandalig.