De buren horen altijd wat

Pas toen ik voor mijn huis stond, zag ik hem. Een man had zijn fiets midden op straat gezet en liep op mij af. Even dacht ik dat het de buurman was, maar nee, hij is getrouwd en zou nooit om half 4 op zondagnacht buiten zijn. Het kalende hoofd, een starre blik. Hij trok zijn broekriem los. Ik besefte dat ik deze man in het centrum voorbij was gefietst. Hij leek op iemand te wachten. Blijkbaar was ik zijn slachtoffer. Ik durfde de deur niet te openen, want dan zou ik mijn rug naar hem toe moeten draaien. Woorden. "Ga weg", zei ik. Zijn twijfel. "Ga weg!" Ik omklemde mijn huissleutel als een wapen en verhief mijn stem nog eens. Mijn huisgenoot zou me toch wel horen?

Ik houd wel van een moordje op tv. Er zijn zelfs themazenders die de hele dag lang alleen maar reconstructies van moorden en politieacties uitzenden. In de spannende documentaires leef je mee met de rechercheurs: wie heeft het gedaan? Was het een bekende? Een familielid? Domme pech? Leeft de vermiste persoon nog, of is zij al vermoord? De buren hebben altijd wat gehoord. Een gil, een klap, iets waarvan zij wakker schrokken. Als de buren direct zouden reageren, had het slachtoffer het nog kunnen overleven. Of de dader zou sneller gepakt kunnen worden. Maar de nacht is zo verraderlijk als het geluid; alles is anders.

Iedere nacht horen we geluiden en iedere nacht is er wel iemand die ergens wakker van schrikt. Een gil wordt verbeelding, het geluid van een huilende baby blijkt toch van twee vechtende katten te komen, als er iets wordt omgestoten dan zou het de hond wel zijn geweest. Het brein speurt alle logische verklaringen af bij een vreemd geluid. Dat maakt de raadspellen op de radio zo leuk: iedereen hoort iets anders in het korte geluidsfragment dat totaal uit het verband wordt uitgezonden voor de prijsvraag. De herinnering aan geluiden is nog onbetrouwbaarder dan de visuele ooggetuigenverklaringen. Ontbrekende informatie wordt opgevuld met je eigen interpretaties. Het directe gevaar wordt uitgeschakeld en je kan weer slapen.

Wie toch wakker is en een geluid denkt te herkennen, zal de politie niet bellen. De hond, de kat, de verbeelding. Een geluid moet lang aanhouden, voor je zeker weet dat het niets anders kan zijn dan een gevaar voor iemands leven. Maar meestal gebeurt dit niet. Een gedempt pistool geeft maar één of twee knallen. Er kan maar één gil worden geslaakt voor de dodelijke klap wordt toegebracht. Gelukkig neemt het gezonde verstand van de oorgetuige het direct over. De politie zou anders maar overspoeld worden door ongeruste reacties van alle buurtbewoners die een kat niet als zodanig herkennen.

Toch denk je, als je een moord op tv ziet, erover leest in de krant, of hoort in het buurtcafé: "Had die buurvrouw dat maar gelijk gezien, gehoord, gezegd." Maar een gil, klap of gestommel wordt achteraf pas logisch verklaard in het brein als er daadwerkelijk iets is gebeurd. Er zijn altijd buren die zeiden dat ze al het gevoel hadden dat er iets niet klopte. Maar dit zijn de buren die minstens eenmaal per week het gevoel hadden dat er iets vreemds was, zodat ze uiteindelijk wel eens gelijk moesten krijgen.

Zelf kwam ik er goed vanaf. De man die mij achtervolgde en met zijn broekriem los twee meter van mij afstond, luisterde naar me. Hij leek dronken, stoned, er klopte iets niet. Hij liep weg. Ik draaide met trillende handen de deur van het slot, liep naar binnen en sloot alles grondig af. De volgende ochtend vertelde ik dit aan mijn huisgenoot, die 's nachts met open raam amper op een meter afstand van mij sliep. "Ach ja, ik hoorde wel iets, maar ik was zo moe dat ik verder ben gaan slapen." De buren horen altijd wat. En ik was die nacht alleen. Heel alleen.