Compleet de weg kwijt

Mijn jeugd speelde zich af in een klein dorpje, en dat was maar goed ook. Alles was op loopafstand en bekend en vertrouwd voor mij. Als we af en toe eens naar Emmeloord gingen of naar Zwolle, dan hield ik de hand van mijn ouders stevig vast, en vertrouwde ik blindelings op hun oriëntatievermogen.

Als we gingen kamperen, dan was ik constant aan het zoeken. Stonden we nou in dit pad? Nee, toch niet. Dat is toch papa’s auto? Nee, weer fout. Ik zocht me constant suf naar onze caravan, of naar het toiletgebouw, ik liep altijd verkeerd. En pas in de laatste week van ons verblijf begon ik een beetje door te krijgen hoe de camping in mekaar stak. Lastig hoor. Ik heb het niet van een vreemde; mijn moeder is net zo gedesoriënteerd als ik. Vroeger is zij gezakt voor haar verkeersexamen, omdat ze verdwaald was. Er was een fietsroute uitgestippeld in Rotterdam-Zuid, maar mijn moeder week per ongeluk van de route af en kwam in een woonwijk terecht die ze niet kende, en uren later kwam ze aan bij het eindpunt van de fietsroute. Iedereen bleek op zoek naar haar, en haar verkeersdiploma kon ze vergeten.

Autorijden is voor mij lange tijd een stressvol gebeuren geweest. Niet het autorijden zelf; dat vind ik niet moeilijk. De weg vinden wel. Ik was dan ook erg blij, toen ik een TomTom had aangeschaft. Niet dat zo’n navigatiesysteem nou zo zaligmakend is, hoor. Ook mét TomTom ben ik nog vaak zat verkeerd gereden. ‘Over 200 meter: neem de afslag’. In het begin had ik echt geen idee hoe lang je over 200 meter deed. Kort. Voor je het weet ben je de afslag voorbij. Wat ook vervelend was: als er een wegomlegging was, of zoiets. ‘Probeer hier om te keren, probeer hier om te keren!’ schreeuwde mijn TomTom dan, maar dat kon helemaal niet. Gelukkig ging het ding dan op zoek naar een alternatief, iets dat ik zelf nooit voor mekaar zou hebben gekregen.

Als ik alleen ben, dan zal ik nooit de Bijenkorf ingaan. Of de V&D. Ik kom er namelijk nooit meer uit. Een paar roltrappen op, en ik heb geen idee meer hoe het zit. Als ik wat ronddwaal over een afdeling en ik houd het niet in de gaten, dan kan ik de roltrappen vaak niet eens meer terugvinden. Hoe vaak ik ook in zo’n warenhuis kom, ik voel me altijd verloren en verdwaald.

En kom ik de winkel uit? Dan heb ik geen idee van welke kant ik gekomen ben. Dan loop ik rustig, zonder het zelf te merken terug, en na een poosje denk ik dan: ‘Hee. Hier klopt iets niet…’  Tja. Lastig. En vooral lastig, omdat ik nu in Amsterdam woon. Mijn man heeft me vaak genoeg uitgelegd hoe Amsterdam in mekaar steekt. Dat Amsterdam net een soort ui is met verschillende schillen. De grachten, de binnenring, de buitenring. Ja, leuk. Op papier ziet het er ook best logisch uit. Maar als ik naar een onbekende bestemming moet, dan heb ik mijn reisplanning wel helemaal op papier staan. Van tram tot tram. En ik kóm er uiteindelijk ook wel.

Twee keer per jaar gaan we met het koor waar ik deel van uitmaak, een weekend weg. Dan huren we een grote kampeerboerderij met z’n allen, hartstikke gezellig. Ik doe constant deuren open met bijvoorbeeld het idee, dat achter die deur mijn slaapkamer is. Vaak is dat dan niet zo. Of dat ik naar het toilet moet, maar in een douchecel uitkom. Het kost me bijna het hele weekend om de weg een beetje te leren kennen in zo’n groot huis.

Mijn auto heb ik verkocht. Op tien minuten loopafstand bevindt zich mijn werk, en voor de rest pak ik liever de tram, dan dat ik uren besteed naar het zoeken van een parkeerplek. Ik neem altijd ruim de tijd voor mijn reizen. Ik bouw een verdwaalclausule in. Laatst kwam ik daardoor een uur te vroeg bij mijn afspraak aan. Het was een beetje té voorspoedig verlopen. Al op de tramhalte aangekomen, zag ik het naambordje van de straat waar ik wezen moest, dus er viel niets te verdwalen.

Ken je die types die in de trein op een bank neerploffen, meteen in hun broekzak naar hun telefoon graaien en die je even later hoort zeggen: “Hoi, met mij. Ik zit in de trein!”? Erger je je daar aan? Ik ben ook zo’n type. Natuurlijk, thuis weten ze al lang dat ik een reis ga ondernemen. Want we hebben daar over gesproken, ik heb een tas ingepakt, en mijn man heeft de route voor me geprint. Voor mij voelt het bijna als een triomf, als ik daadwerkelijk in die trein zit, waar ik in hoor te zitten. Dus pak ik ook mijn mobieltje, toets het thuisnummer in en zeg: ‘Hoi, met mij. Ik zit in de trein!” om vervolgens alle complimenten met veel plezier in mijn zak te steken. Het is gelukt!

Als je deze column leest, dan ben ik op vakantie. Ik heb dit verhaal vast vooruit geschreven. We hebben een leuk huisje gehuurd in Egmond aan Zee. Een kléin huisje, want we zijn maar met z’n viertjes. Dus in dat huisje zal ik niet verdwalen. Een huisje, 150 meter bij het strand vandaan. Ook niet verkeerd. Tegen de tijd dat deze column op FOK!  staat, zijn we een week weg. Misschien ben ik dan al zo ver, dat ik zelfstandig de weg kan vinden van het huisje naar het strand, en omgekeerd. Zou dat niet prachtig zijn?