Achtste Vegelindwarsstraat

Leeuwarden staat bekend om zijn gebouwen, maar het is duidelijk dat het niet om een positieve reden is. De Oldehove is een onafgemaakte kerktoren die nog schever is dan de toren van Pisa, terwijl het eigenlijk de glorie van de Groningse Martinitoren beoogde. De Achmeatoren is nu de hoogste toren, maar dit zwarte gedrocht staat erom bekend dat er nog wel eens stukken van het gebouw vallen bij een stormpje. Ook de Antillenflat kent nu landelijke bekendheid, omdat het hoogste balkon vijf verdiepingen meenam in zijn val. De architectuur viert hier niet bepaald hoogtij. Maar dat Leeuwarden ook vermiste straten kent, is minder bekend. 

Ergens in een uithoekje van Leeuwarden staat een oude woonwijk. Wie door de wijk fietst, ziet her en der leuke nieuwe woningen schitteren tussen de vervallen arbeidershuisjes. De huisjes zijn klein en er staat hooguit één verdieping boven de begane grond. Soms heeft die verdieping een plat dak, maar meestal wordt die ruimte nog kleiner gemaakt omdat het dak direct uitloopt naar de punt. In de zomer staan alle nauwe dakraampjes van enkel glas wijd open, omdat het anders onmogelijk is om in die hitte te slapen. 's Nachts waaien daar alle geluiden van de dichtbebouwde buurt binnen: vechtende katten, huilende baby's, echtelijke ruzies waarbij drank in het spel is. De arbeidershuisjes worden nog steeds bewoond door de simpelste arbeiders en armste studenten.

De buurt was echt gebouwd voor arbeiders. Er werd getracht zo veel mogelijk huizen neer te zetten op een zo klein mogelijk grondgebied. Dat lukte. De eerste straat in die wijk heette de Vegelinstraat. Maar toen die vernoeming naar meneer Vegelin was gedaan, konden de Leeuwarders niet meer namen verzinnen van buurtgenoten die iets hadden gepresteerd. Daarom werd in het begin van de twintigste eeuw een zeer creatieve oplossing bedacht; de dwarsstraten kregen allemaal dezelfde naam, maar dan met een nummer. Zo kregen de bewoners adressen aan de Vegelindwarsstraat, de tweede Vegelindwarsstraat, de Derde, Vierde, Vijfde, Zesde, Zevende, ja, zelfs tot en met de Achtste Vegelindwarsstraat. Dat was in Nederland nog nooit eerder voorgekomen. Maar ja, Leeuwarden staat wel bekend om meerdere unieke werken in de architectuur en infrastructuur.

Wie nu door de buurt fietst, ziet her en der wat kinderen spelen. Een werkloze man laat op zijn gemakje de hond uit. Verder is de buurt rustig. Stil. Hoe anders moet dat vroeger zijn geweest? De huisjes waren zo klein, dat de kinderen continu op straat speelden. Lekker voetballen met een afgeleefde bal, vliegers maken van papier, knikkeren, hoepelen, tikkertje spelen. De wijkagent kwam voorbij op zijn fiets. Je mocht niet onbeschoft tegen hem doen, anders pakte hij de voetbal af en legde het op zijn bagagedrager. Dan kon je het als kind wel schudden, tenzij er net een kwade vader naar buiten stoof en de agent aansprak op zijn lullige gedrag. “Must es lústere juh”, zo begon het en het werd steeds erger. De hele buurt bemoeide zich er maar al te graag mee, zodat de agent de bal uiteindelijk weer terug moest geven. Kinderachtig gedrag werd alleen geaccepteerd van kinderen.

Achter de lage raampjes zat moeder de sokken te stoppen, terwijl er drie kinderen over de vloer kropen. Als de kinderen op hun harde houten klompen terugkwamen na de lange wandeling van de basisschool, werden zij er direct op uitgestuurd om moeder te helpen. Brood op de pof bij de bakker om de hoek, zeep bij de kruidenier twee straten verder en wat groenten bij de boeren op de velden achter de stad. Vlees was er niet altijd, want de kinderen leerden al snel dat er weinig te eten was als vader vrijdagavond pas laat thuiskwam. Hij rook naar drank en moeder schold hem de huid vol. Net als al die andere vrouwen in de straat.

Inmiddels bestaan de meeste Vegelindwarsstraten niet meer. Ze zijn afgebroken en er is een groot grasveld voor in de plaats gekomen, of een bredere straat met nieuwere huizen. De Derde, Vijfde en Achtste Vegelindwarsstraten zijn als enige blijven liggen. Leeuwarden was nog steeds niet creatief genoeg om de straten te hernoemen, dus bleef alles bij het oude. Deze straten zijn nog net zo smal als vroeger. De bewoners hechten zich dan ook niet zo veel aan hun minuscule voortuintjes. Studentenfietsen, afvalbakken, bemoste tegeltjes en een enkel plantsoentje sieren het straatbeeld. 

Leeuwarden is een troosteloze stad. De zon is iedere dag het eerst te zien als reflectie op die kille zwarte Achmeatoren en gaat aan het einde van de dag weer onder achter de moedeloze Oldehove, die met de dag schever lijkt te staan. Het grote betonmonster van de stad knort tevreden nu hij teert op de grote hap uit de Antillenflat. De bewoners zoeken nieuwe woonruimte om de rest van hun dagen te kunnen vertoeven. Misschien is er nog plek in de Achtste Vegelindwarsstraat, alwaar de katten vechten, de baby's huilen en de echtelijke ruzies door de nacht knallen. Net als vroeger.