Op dat hele kleine stukje aarde

Wat is dit voor lot, dat ik altijd alleen maar weet wie ik ben als er naar mij gekeken wordt?
Wie ziet mij, alsjeblieft, wie maakt dat ik besta?

- Specht en zoon - Willem Jan Otten 

In 1996 waren er volgens het nummer van Fluitsma en van Tijn 15 miljoen mensen op dat hele kleine stukje aarde. Ondertussen zijn het er maar liefst 16.669.112 op nog steeds dat zelfde hele kleine stukje aarde. De hele dag komen we mensen tegen. Een aantal daarvan kijken we aan, de meesten gaan aan ons voorbij alsof ze niet bestaan. Als ik een goed humeur heb probeer ik op een dag zo veel mogelijk mensen die me voorbij lopen vriendelijk aan te kijken. Waarom? Omdat iedereen het verdient om vriendelijk aangekeken te worden, maar misschien doe ik het nog wel het meest omdat ik zelf hoop dat mensen mij ook vriendelijk aankijken en naar me glimlachen. Het maakt alle verschil.

Ik denk dat het ondertussen ruim een jaar geleden is dat mijn zus in de trein op weg naar haar stage een jongen ontmoette. Ze ontmoette hem bijna elke dag in dezelfde trein op dezelfde plek. Zomaar, alsof het toeval was. Dit ging zo een tijdje door totdat mijn zus haar stoute schoenen aantrok en hem zijn nummer vroeg. Ze hadden geen lange relatie en als je het mijn zus vroeg was het ook geen relatie, maar dat maakt niet uit. Het was iets en iets is nog altijd beter dan niets.

Ik heb drie jaar lang bijna elke dag van Eindhoven naar Utrecht gereisd met de trein, waarbij maanden aan een stuk rond dezelfde tijd. Ik kan me niet herinneren dat ik ooit dezelfde mensen gezien heb die met mij meereisden, laat staan dat ik oogcontact had met iemand of zelfs ook maar dacht over mijn stoute schoenen. Vaak genoeg zag ik mooie mannen. Altijd van de zijkant in mijn ooghoek, of een stuk achterhoofd van de stoel voor me. Oogcontact is lastig, wanneer niemand ogen in zijn achterhoofd heeft.

Het lijkt me zo fijn om eens echt oogcontact met iemand te hebben, dat je in een flits al ziet dat je met die persoon samen wil zijn. Het gebeurt volgens mij alleen in films, waar dat moment dan magisch bij beide partijen duidelijk is, aangezwengeld door meeslepende muziek en vertraagde beelden. In het echte leven gebeurt dat niet. Daar is iedereen veel te veel bezig met zijn eigen leven en heeft de ogen gericht op de grond of ergens naar de toekomst. Sowieso is het voor mij en mensen van mijn kant al zwemmen tegen de stroom in. Laat ik er een kort lesje statistiek in gooien. Stel je komt op een dag 100 mensen tegen. Van die honderd zijn er slechts 50 van het geslacht waar je op valt. Een heteromens heeft dus 50% kans om de ware in een oogopslag tegen te komen. Helaas is dit niet het geval voor de potjes en pootjes die geen deksel zoeken, maar een ander potje of pootje. Wat de getallen daarvan precies zijn is me niet bekend, ik ga altijd uit van het negatieve dus in mijn hoofd is ongeveer 10% van de mensen homoseksueel. Dat betekent dus dat van de 50 mannen die ik op een dag langs zie lopen er niet meer dan vijf ook op mannen vallen. Hierbij zwijg ik nog maar over de kans dat dan één van die vijf mannen mijn aandacht trekt en nog belangrijker, ik die van hem. De kansen worden steeds kleiner, de percentages zakken misschien wel tot minimale promillages. Maar ach, wat zeg ik nou over statistiek, ik had niet voor niets een onvoldoende voor wiskunde op mijn examenlijst al die jaren terug.

Wat ik dus eigenlijk gewoon zeggen wilde: maak eens wat meer oogcontact met de mensen op straat. Erken ze stuk voor stuk. Beeld er muziek bij in, ga zelfs langzaam lopen om zo een slowmotionshot te faken. Misschien is een van die personen die je aankijkt wel de liefde van je leven. En met een kans van één op duizenden, zou ik het kunnen zijn.