Vaderland

Als ik een verborgen liefde zou moeten noemen, denk ik direct aan volksliederen. Al vanaf mijn vroege puberteit luisterde ik – door ze te downloaden met Napster en Kazaa, de nationale liederen van Rusland via vier Duitslanden tot Canada. Het duurde niet lang voor ik een onbescheiden aantal mee kon blèren, vaak in talen die mij volledig vreemd waren. Hoewel ik nu moeite moet doen om me de tweede coupletten van L'Inno di Mameli of het Sovjetstrijdlied te herinneren, zoek ik meer dan ooit op het internet en elders naar de achtergrond van de liederen, variaties erop.

O Canada is een prachtige ode aan het wijdse land, evenals vele andere hymnes van landen in de Britse Gemenebest. Engeland haar Land of Hope and Glory bejubelt het in 1900 haast uit haar voegen barstende Rijk met de zinnen “wider still and wider shall thy bounds be set, God who made thee mighty, make thee mightier yet”, maar ook het lied van het Britse eiland Rule Britannia, 200 jaar ouder en gecomponeerd in een tijd waarin de Britten nog om de macht over de zeeën vochten met Onze (Tanende) Republiek en de Spanjolen, bezingt de hoop op grenzeloze expansie van het land: “Rule, Britannia, Britannia rule the waves; Britons never shall be slaves.”

Van dat laatste lied zijn, vaak in combinatie met het tijdloze God Save The King/Queen, prachtige (wat we nu zouden noemen) covers gemaakt door wereldberoemde componisten. Strauss weet er op de één of andere manier vrolijke walsen van te maken, Beethoven pakt het aan met grandeur en Wagner neemt de toch al pompeuze muziek mee naar nieuwe, haast ridicule hoogtes. En jaarlijks worden de drie vaderlandse liederen in juli gezongen bij de Night Of The Proms, alwaar een uitzinnige menigte begeleid door een krachtig en groot orkest in de Royal Albert Hall, met op alle grote pleinen en in de parken van het land even hard meezingende massa's burgers, de liederen te berde brengen.

Het kan in het Verenigd Koninkrijk nog wel, maar in veel landen zijn volksliederen een beetje 'not done' geworden. In Nederland bellen de buren bezorgd 0900-TUIG als je in je tuin het Wilhelmus gaat zingen terwijl je de driekleur zwaait. Onze grote daden in de geschiedenis, liederen incluus, worden sowieso al twee decennia zo hard mogelijk ontkend, zo rigoureus mogelijk bij het grof vuil gezet. Michiel de Ruyter was ooit een held, nu een enge terrorist. Zo ook ons oude volkslied, geschreven voor een wedstrijd in 1815, toen een nieuw land een nieuw lied zocht: Wien Neêrlands Bloed, dat op de vreemde smetten in de tweede regel na een heel keurig, gods- en koningsvrezend gezang is. Anoniemer ook dan de ik-persoon van Willem van Oranje: Wij stellen dan, vereend van zin, met onbeklemde borst, het godgevallig feestlied in voor vaderland en vorst.

Maar, wegens die “van vreemde smetten vrij”, in 1932 omgeruild voor ons Wilhelmus. Zo ook het arme Duitsland, dat al twee prachtige liederen in het niet zag verdwijnen. Het geenszins bedreigende of agressieve Deutschlandlied, over een land “von der Maas bis an die Memel, von der Etsch bis an den Belt”, “Deutsche Frauen, deutsche Treue, deutscher Wein und deutscher Sang” bejubelend, mocht na WO2 al snel niet meer gezongen worden. Terwijl Frankrijk, de SU én de VS veel bloedigere teksten uit hun kelen laten galmen, over het afslachten van de vijand, over wereldoverheersing, over bommen en granaten. Maar zoals altijd geldt: de overwinnaar schrijft -en bepaalt dus- de geschiedenis.

Ook na het opdelen van Duitsland lieten ze zien dat de oorlog hun hogere kunsten geenszins had weggevaagd. Een werkelijk adembenemende tekst werd geschreven voor de in puin liggende DDR, waar uit het puin en de as het socialisme als een vurige feniks moest verrijzen. De tekst (vertaling) zelf is mooi, maar de muzikale begeleiding misschien nog betoverender. “Auferstanden aus Ruinen und der Zukunft zugewandt, laß uns Dir zum Guten dienen, Deutschland, einig Vaterland. Alte Not gilt es zu zwingen, und wir zwingen sie vereint, denn es muß uns doch gelingen, daß die Sonne schön wie nie über Deutschland scheint.”

Ik liet het lied aan een collega horen, enkele weken terug. Een andere collega kwam aanlopen, hoorde de muziek een paar seconden aan, en vroeg de twee woorden: “Champion's League?!” Even goed had hij “Formule 1” of “Wereldkampioenschap” kunnen zeggen; in deze tijden keert aan de ene kant het “wij-zij”-nationalisme weer enorm terug, maar is het uiten van diezelfde vaderlandsliefde in symbolen minder aantrekkelijk gemaakt -en tot het volk doorgedrongen- dan ooit tevoren. Horen we het hooguit nog bij sportwedstrijden. En die vlag mag, oké dan, een paar dagen per jaar – vooral als Trix of een lid van d'r Fam jarig is.

Zoals een kleine minderheid van Nederland nog het zesde couplet uit z'n hoofd kent, en zoals velen dingen als “Champion's League” denken als ze überhaupt instrumentale muziek horen, zo wist Christina Aguilera bij de Super Bowl recentelijk ook die Zeitgeist van onkunde, oppervlakkigheid en desinteresse weer te onderstrepen door verschillende regels van haar eigen Star Spangled Banner door elkaar te gooien. Ze struikelde, zoals met modern onderwijs gebruikelijk, over de moeilijke woorden en verving ze voor termen en zinsneden die ze nog wel kon herinneren. Zo werd dus opnieuw een belangrijk stuk (dit keer Amerikaanse) geschiedenis verkracht, terwijl het zo goed en trots kán (linkje).

Terwijl de postmoderne wereld in recessie, als eerder gezegd, aloude rassentheorieën omarmt, internationale instellingen en hulp wantrouwt, en -in de VS, hier, overal- een Eigen Volk Eerst-mentaliteit de kop opnieuw opsteekt, weten we tegelijkertijd over de geschiedenis, cultuur en gebruiken die ons binden minder dan ooit. Wellicht is dat aan de ene kant goed (die negatieve, beperkende, nodeloze negentiende-eeuwse sentimenten kunnen immers slecht worden verwoord door het kwijtraken van de (vroegere) nationalistische gebruiken), maar toch steekt het elke keer weer, als een onpersoon als Aguilera niet háár tekst, maar DÉ tekst vergeet, als volksliederen iets van de Champions League zijn, als vlaggen met neonazi's in verband wordt gebracht.

Als waardevol deel van onze -en de algehele Westerse, zie Wagner, Beethoven, enzovoorts- cultuur, zouden de volksgebruiken best wel eens afgestoft kunnen worden. De liederen geleerd. De trots geuit. Het zou positief kunnen werken, juist tégen de tweedeling van de samenleving. Toch denk ik niet dat die droom bewaarheid wordt. Ze zal wel ijdel blijven, al in een maatschappij die tijdloze liederen als “Waar de blanke top der duinen schittert in de zonnegloed” niet meer mag zingen, maar die tegelijkertijd voor het schrijven van nieuwe, zo je wil onbesmette klassiekers, terug moet grijpen op Guus Meeuwis en Frans Bauer.

---

'Het Nederlandse publiek heeft "Mijn vaderland" gekozen als het nieuwe Nederlandse volkslied. Het lied in de uitvoering van Frans Bauer kreeg 27,8 procent van de stemmen. Het nummer "Dikke lul drie bier" van de Opposites werd derde in de verkiezing. Historicus Maarten van Rossum kon moeilijk kiezen en zei bij Pauw en Witteman, waar de uitslag bekend werd gemaakt: "Het leek mij dat in alle genres een absoluut dieptepunt was bereikt."'