Levertraan en pindarotsen (4)

Deel 3

Bert en Jan deden moeite hun schoenzolen de verrassing niet te laten verpesten. Maar ook daar was Bert niet zeker van, de verrassing. De overige dienders droegen rubberen zolen. Alleen zij tweeën hadden leren. Het viel Bert wel op, maar hij had nu geen zin er iets over te zeggen.

De lopen van alle wapens waren gericht op het plafond, niemand wilde te snel schieten. Berts reputatie was hem vooruitgesneld. Alle dienders kenden het verhaal van een collega die door Bert in zijn bovenbeen was geschoten, omdat de domme diender te snel had geschoten en daarmee Berts informant dodelijk had geraakt. Een vader van zes kinderen. De dienders hadden zo becijferd dat nu te snel schieten een schot veel hoger in hun lichaam op zou kunnen leveren. Te snel schieten zou kunnen betekenen dat Isabella geraakt kon worden. En dat wilde Bert gewoon uitsluiten.

De ijzeren gangen waren horrorachtig stil. Het gekraak van ijzer had Bert nooit een goed gevoel gegeven. Dat van lood wel, dat was meestal stil en dodelijk. En juist dit schip kraakte. In het eerste schip werd niets gevonden, alleen een paar bange, wakker gemaakte Chinezen. Bert zag direct dat het zeelui waren. Ze stonken als de hel, naar een week zweet. Ranzige spaghettivlekken, vermengd met smeer en olie, gedrapeerd op hemdjes en T-shirts, waarvan de eigenlijke bedoeling van het kledingstuk al lang vergaan was. Ze spraken ook geen Engels.

Een Belgische diender had van zijn vrouw te horen gekregen dat hij door de jaren heen de verpersoonlijking van het woord saai was geworden en dat zijn bedprestaties een vergelijkbare tred lieten zien. Hij was daarom een cursus Chinees begonnen. Nu had zij weer respect voor hem en Bert en zijn collega's ook. De Chinezen meldden de Belgische diender, die vlekkeloos Chinees leek te spreken, dat er bij het volgende schip wel vreemde dingen waren gezien en gehoord. Ze dachten aan vuurwerk.
"Te makkelijk, Jan", zei Bert rustig.
"Zeker en wel, het is allemaal gans te makkelijk", zei de Chinees sprekende Belg. Bert richtte zijn Beretta even naar beneden. Alle dienders keken hem geschrokken aan. De Chinees sprekende Belg nog niet gestolde zoutpareltjes op zijn voorhoofd.

Het tweede schip leek nog leger dan het eerste schip. Nu kwamen ze geen Chinees tegen. Jan hoorde wel iets. Hij kon dat iets niet thuisbrengen dus hij hield zijn mond. Maar Bert leek het ook te horen. Hij stond iedere keer stil om in de stilte en het gekraak van de vele stalen spanten het andere geluid te filteren. De dienders liepen allemaal achter elkaar aan. Een vreemde situatie omdat met verdeling van manschappen eerder resultaat behaald kon worden. Ze hoorden geschreeuw, vrouwengeschreeuw. Nu wisten Bert en de anderen het ook, het werd sterker. Tegelijkertijd klonk er een schot. De kogel sloeg een meter naast de hoofden van Bert en Jan in. Eigenlijk spatte de kogel in ontelbare stukjes uit elkaar. Bert en Jan sloegen hun hoofden naar beneden. Bert voelde de fragmenten zonder overgebleven energie tegen zijn jas aan slaan. Jan keek snel in het rond. Niemand gewond. Bert hoorde hard weglopende voetstappen. Hij richtte op een ijzeren brug, een meter of dertig bij hem vandaan, en schoot direct zijn eerste magazijn leeg. Zijn kogels ketsten alle kanten op, zelfs weer terug naar waar hij en de andere dienders stonden. Iedereen wist dat je met zo veel ijzer in de buurt moest uitkijken met het afvuren van munitie. Ze hoorden geen voetstappen meer. Het was stil. Een paar Belgische dienders gingen op onderzoek uit en kwamen na een paar minuten terug.
"Alé, ge schiet in het wilde weg, maar wel raak, hé. Hij is alleen nog geschikt als zeef", zei de Belg droogjes.
Ze hoorden het zachte gejammer en harde geschreeuw weer, nu dichterbij.
"Als we haar hier vinden, ik bedoel Isabelle, dan is dat verdomme allemaal wel een toevalstreffer vind je niet, Bert?" Bert reageerde niet, maar Jans opmerking was meer dan logisch.

Ze vonden de ruimte, ook hier was de stank van urine en andere uitwerpselen vermengd met half verteerd voedsel niet te dragen. Een klein hoopje mens, een jonge vrouw, met een afgescheurd stukje stof van haar bloemetjesjurk om haar hand gedraaid. De tien vrouwen van verschillende nationaliteiten wisten niet of dit hun bevrijding was of hun naderende dood. Ze zaten apathisch af te wachten. Bert liep als eerste de ruimte in. Het was vreemd. Sommige vrouwen deinsden voor hem terug. Ook Isabelle. Maar de meesten bleven angstig zitten, enkelen waren te zwak om zelfs te gaan zitten.
Isabelle vloog overeind toen ze Jan zag. Ze lachte en huilde. Jan kende haar goed. Jan en Bart kwamen bij elkaar over de vloer en zelfs de vrouwen lagen elkaar.

"Wat hebben ze allemaal met je gedaan, schat?" Jan pakte het hoofd van Isabelle en drukte het tegen de zijkant van zijn borst. Ze huilde hard nu. Haar hand gloeide helemaal. Haar hand, waar de pink bruut afgesneden was, gloeide. Ze was ook koortsig. Na een snel onderzoek, temperaturende met de hand over haar voorhoofd, concludeerde hij dat ze koorts had. Hij had gelijk. Bart mocht niet bij de bevrijdingsactie zelf zijn, maar nu het allemaal over was, sloot hij zijn kind huilend in zijn armen. Hij tilde haar langzaam van de grond. Isabelle's moeder gilde van blijdschap. Alle opgekropte emoties kwamen los. Jan liep naar Bert en schudde met zijn hoofd.
"Snap je dat nu, Bert? Snap er geen reet van. Ik zou toch eens laten onderzoeken of jij niet werkelijk helderziend bent."
"Dat ben ik niet, Jan. Ik heb dat nu eenmaal, snap er vaak ook niets van. Het is gewoon een bak gedachtes die allemaal een plekkie willen hebben achter mijn ogen. Maar alleen de gedachtes zonder emoties krijgen een plekkie. Zoiets. En met die vergaarbak aan logische gedachtes en non-verbale opnames ga ik aan de gang."
Ze liepen al pratend het schip af, nog enkele meters op de stalen brug die nogal steil naar beneden liep, dan de hoek om en dan het laatste stuk brug.

Er klonk een schot.