Kansloze huisgenoot

 

Deze week heb ik de sleutel van mijn nieuwe kamer gekregen. Het afgelopen halfjaar heb ik in een tijdelijke kamer gewoond en gelukkig heb ik op tijd wat nieuws weten te vinden. De nieuwe kamer is goedkoper, groter en zit op een betere locatie. Helemaal goed dus. Maar dat is niet waar ik het meest blij om ben. Eind deze maand betrek ik de nieuwe kamer en dan heb ik minder te maken met huisgenoten. Mooi! Ik heb nu namelijk een kansloze huisgenoot.

Het begon al direct in de eerste maand. De afstand naar mijn vroegere woonplaats is simpelweg te groot en dus ben ik niet elk weekend bij mijn ouders te vinden. Dus ik at een paar sneetjes brood en een paar plakken kaas meer dan mijn huisgenoten en dronk ik per fles cola misschien één glas meer. De warme maaltijden kocht ik in de weekenden dat ik alleen was sowieso zelf. De kansloze huisgenoot maakte er toch een probleem van: dit was financieel gezien niet eerlijk. Daar kan ik nog wel begrip voor hebben, want blijkbaar is hij één van die studenten die elke uitgegeven euro optimaal wil benutten. Dat mag.

Zijn oplossing: ieder betaalt en beheert zijn eigen consumeerproducten. Alleen brood was nog een gemeenschappelijk goed. Wat dat concreet betekende voor onze keuken? Drie kratten bier tegen de muur en drie plankjes in de koelkast, vrijwel alledrie met dezelfde producten erop. Drie blokken kaas, drie flessen cola, drie doosjes met eieren. Ik vond het allemaal wel prima. Maar toen kwam het verbazingwekkende: meneer de huisgenoot begon merkproducten te kopen. Wat is dat nu? Dat was toch te duur? Maar nee, 7Up, Knorr, Coca Cola, het moest ineens merk zijn en dus duurder. Raar. Ach, het is maar een tijdelijke kamer, ik ben hier zo weg.

Een paar maanden later viel het me op dat ik wel erg vaak mijn handdoeken moest wassen. Ik had er toch acht? Op een ochtend heb ik toch maar eens geteld hoeveel ik er op m’n kamer had liggen. Drie grijze en één zwarte. Terwijl ik er toch echt van beide kleuren vier had aangeschaft. De volgende dag kwam ik de drie zwarte en één grijze handdoek tegen op het wasrek. Tussen de was van die huisgenoot. Zit hij nou echt aan mijn spullen? De lul! Ik heb de handdoeken gepakt en in mijn kast gelegd, benieuwd of hij er wat van zou zeggen. Helemaal niets dus. Vreemde actie. Ach, het is maar een tijdelijke kamer, ik ben hier zo weg.

Sinds kort gebruikt hij de woonkamer als zijn eigen kamer. Het begon nog klein: hij zette zijn laptop op de tafel en ging daar aan de slag met schoolwerk en allerlei andere zaken. Dat vond ik al best vervelend: als ik eens relaxt televisie wilde kijken, voelde dat toch nooit relaxt met het besef dat direct achter de bank iemand zit van wie je niet weet of hij nou mee zit te kijken of niet. Maar dat het nog erger kon, bleek toen ik op een dag uit school kwam. Er was wat geschoven met banken, stoelen en de tafel, wat de woonkamer ruimer maakte. Echter, behalve zijn laptop stond nu ook ineens zijn computerscherm op de tafel geposteerd. En zijn administratie lag er. En zijn tas hing aan de stoel. En zijn trui was over de stoel gedrapeerd. En, en, en. Ach, het is maar een tijdelijke kamer, ik ben hier zo weg.

Behalve vreemd, zoals de voorbeelden hierboven illustreren, bleek hij korte tijd later ook nog eens achterlijk. Of heb ik gewoon aan den lijve ondervonden wat de generatiekloof is? Ik ben zo’n drie jaar ouder dan hij , maar dan zou er geen sprake moeten zijn van een generatiekloof. Toch? Hij moest een brief versturen om een nieuwe ov-chipkaart aan te vragen. Komt hij bij me: “Robert, klopt dit zo, met dit adres? Komt ‘ie dan aan?” “Ja, dat moet goed zijn. Maar er moet nog wel een postzegel op, hè.” Dat laatste was als grap bedoeld, want dat weet iedereen wel. Toch? “Jaja, dat weet ik.” Hè, gelukkig. “Maar hoeveel moeten er op dan?” Zucht.

Ach, het is maar een tijdelijke kamer, ik ben hier zo weg.