Het poesje van mijn vrouw

Ze ligt vredig op bed te slapen en nu ik er zo naar sta te kijken, valt het me op dat ze toch wel veranderd is in al die jaren. Vroeger zag ze er toch een stuk jonger, frisser en verzorgder uit.
Je ziet het vaker om je heen. Als ze ouder worden doen ze er niet meer zo veel aan.
Ach, zelf ben ik door de jaren heen ook veranderd. Dat hou je toch niet tegen. Maar laat ik bij het begin beginnen, zoals het hoort bij een verhaal.

‘Porto Bello’ was vroeger dé place to be. Voor velen begon het stapweekend daar aan de Rotterdamse Kruiskade. Zo ook voor mij. Daar zag ik mijn vrienden en vriendinnen.Het was een tent om te zien en om gezien te worden.
Maanden was ik niet op stap geweest. Dat was niet omdat ik daar als ‘beroepsstapper’ geen zin in had. Nee, voor mijn gezondheid was het beter dat ik me een tijdje schuilhield. Er stond namelijk een prijs op mijn hoofd en niet zo’n kleintje ook. Met andere woorden, ik werd gezocht door de Rotterdamse onderwereld. Op een avond had ik op de dansvloer van discotheek ‘Le Bateau’ een enorme aanvaring, zeg maar knokpartij, gehad met een vooraanstaand onderwereldfiguur. Deze mafkees had in het verleden heel wat rottigheid veroorzaakt en werd door iedereen gevreesd. Zijn bijnaam luidde dan ook niet voor niets ‘de knokker van Rotterdam.’ Ik zal jullie verdere details besparen, maar ik kan jullie geruststellen. Ik kan lekker uit de voeten en die ruziezoeker is er na dit handgemeen met mij niet best vanaf gekomen. Meer zeg ik er liever niet over. Het enige wat ik er nog over kwijt wil,is dat deze amokmaker zijn Porsche heeft moeten omruilen voor een karretje die hij met zijn kin kon besturen. De techniek stond toen al voor niets. Vloeibaar voedsel kreeg ‘ie vanaf die tijd naar binnen via een slangetje. Een mens moet toch wat naar binnen krijgen, anders gaat ‘ie tenslotte dood. Ik had daar nog geen behoefte aan, dus besloot ik het thuis maar een paar maandjes gezellig te maken. Nu had ik thuis nog aardig wat klusjes te doen, dus ik vermaakte me toch wel. Toen na zo’n drie maanden mijn appartementje er weer tiptop uitzag, begon het toch weer te kriebelen en vond ik het tijd om maar weer eens de stoute schoenen aan te trekken en op pad te gaan. Het bloed kruipt immers waar het niet gaan kan.

Bij de deur van ‘Porto Bello’ stond Ryan. Een grote zwarte man met een vriendelijk gezicht. Toen hij me na al die maanden weer zag, lachte hij z’n spierwitte bijters bloot en zei hij dat ‘ie blij was me weer te zien. Zoals altijd zag hij er weer netjes uit in z’n strakke kapiteinsuniform.
Bij de ingang zag ik haar staan. Bij de garderobe stond ze te praten met een dikke, donkere, jonge vrouw. Ik was op slag verliefd. Volgens mij had dit prachtige meisje een neusje voor leuke mannen, want binnen een mum van tijd had ze ook mijn aanwezigheid ontdekt.
We raakten in gesprek, dronken wat glaasjes leeg en praatten honderduit. Het klikte meteen tussen ons die eerste avond en toen ik tegen sluitingstijd vroeg of ik de nacht bij haar door mocht brengen, zei ze vastberaden: ‘Nee!’

Weken verstreken en ieder weekend zagen we elkaar. Zoals altijd hadden we genoeg gespreksstof om de avond door te komen. Ik was bang dat ze het nooit zou vragen, maar op een avond vroeg ze me mee te gaan naar haar flatje.
Ik bestelde een taxi en onderweg vroeg ze ietwat luid of ik haar poesje wilde zien. Nou, als gezonde jongen had ik daar wel oren naar. De taxichauffeur verslikte zich in z’n kauwgompje en keek ons geschrokken aan. Bij haar flat aangekomen, betaalde ik de rit. De chauffeur bedankte me voor de gulle tip en toen ik gehaast uitstapte en het portier dichtgooide, hoorde ik hem zeggen: ‘Doe je best en veel plezier vannacht.’
Als een verliefd schoothondje huppelde ik achter haar aan. Bovengekomen deed ze wat lampjes aan en toen viel het me op dat het binnen een enorme klerezooi was. Overal waar ik keek was het een rommeltje. De grond lag bezaaid met kleren, schoenen en tijdschriften. ‘Ga lekker zitten en doe alsof je thuis bent,’ zei ze. Nou was ik niet meegekomen om de boel op te ruimen, dus nam ik plaats op bank.
Ze zette een zwoel muziekje op en nadat ze mij een koud pilsje had gegeven,liep ze heupwiegend naar de badkamer om zich wat op te frissen.

Toen ze na een klein half uur terugkwam, zag ik dat ze wat spannends had aangetrokken. Ze zag er nóg lekkerder uit dan eerder op de avond. Met een wijntje in haar hand kwam ze naast me zitten. Nadat ze een klein slokje had genomen zei ze: ‘Oh ja, dat is waar ook. Ik zou je mijn poesje laten zien.’
Nu ben ik beslist niet op mijn mondje gevallen en als het om vrouwen gaat ben ik best wel wat gewend. Maar toch schrok ik even, want deze benadering vond ik wel erg direct. Dit vrouwtje liet er geen gras over groeien. Dat was duidelijk.
Toen stond ze op en terwijl ze de kamer verliet, vroeg ze of ik mijn beide handen voor mijn ogen wilde doen. ‘Je mag pas kijken als ik het zeg, oké?’ Even later kwam ze terug en zei ze met een lekker stemmetje: ‘Nu mag je kijken Cisco.’
Toen ik voorzichtig mijn handen voor mijn ogen haalde, zag ik dat ze pontificaal voor me stond. Met twee handen had ze haar kleine poesje vast en toen vroeg ze mij of ik het wilde aaien.
Ik wist niet wat ik zag. Zo’n lief klein poesje had ik werkelijk nog nooit gezien.
‘Mag ik eraan zitten?’ vroeg ik wat verlegen. ‘Natuurlijk Cisco, natuurlijk mag je eraan zitten. Daar ben je toch voor gekomen? Als je maar voorzichtig doet.’
Het voelde warm en heerlijk aan. Zachtjes ging ik met mijn hand over die grappige kleine zwarte haartjes. ‘Je mag er wel een kusje op geven hoor. Ze bijt niet.’ Terwijl ze dat zei, lachte ze ondeugend naar me. Het zag er niet alleen fraai uit, ook de geur was bijzonder aangenaam.

Tot diep in de nacht speelde ik met haar poesje. Ik kon er maar geen genoeg van krijgen.
Ook zij genoot zichtbaar om mij zo met haar poesje bezig te zien. Tussendoor kraaide ze nog dat ze mij zo teder vond. ‘Cis, ik heb nog nooit zó van iemand genoten. Je bent werkelijk een heel lieve jongen.’ Door de spleet van het gordijn zag ik dat het buiten al licht begon te worden. Vermoeid van de inspanning liet ik me even later op haar bed vallen. Met een rood bezweet hoofd viel ik eindelijk in slaap. ‘Morgen mag je er weer mee spelen hoor', hoorde ik haar nog zachtjes zeggen.

Inmiddels zijn we al achttien jaar gelukkig getrouwd, hebben we twee geweldige zonen en ook haar poesje leeft nog. Ze is alleen niet meer zo mooi als toen. Maar wat wil je. Ze is al twintig en ondanks dat ze enorm kan zeuren om eten en kattensnoepjes, vind ik haar nog steeds heel lief.